Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
[pagina 146]
| |
't Is bij nacht en maneschijn
Dat ge Brugge rond moet varen,
Als er reuzenschimmen waren,
En de dwergen slapen zijn.
't Is bij maneschijn en nacht
Dat ge Brugge moet doorkruisen,
Als er zware stemmen ruisen:
‘Wat verval van zooveel macht!’
Als geen kloosterklok er klept,
Als g'er beedlen ziet noch geeuwen;
Maar uw ziel de heldeneeuwen
En d'aloude kunst herschept.
Als het bleeke hemellicht
Blikkert op de torentransen;
Als het hoog' en 't schoone glansen,
En het laag in 't donker ligt.
Als van ieder grijs gebouw,
Brokklend Steen of Vrijheidstempel,
Kunstwerk van den echten stempel
Afsteekt op het hemelsblauw.
Als de stille, kille maan
Over gevels, tinnen, kruinen
Weemoed spreidt, als over puinen
Waar de dood is doorgegaan.
Vriend, het is bij heldren nacht
Dat ge Brugge moet aanschouwen,
Dat ge Brugge moet herbouwen
In zijn grootheid en zijn pracht!
|
|