Werken. Deel 5(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I Vorige Volgende De zegetocht der boeren ‘Bij Englands macht, voor Englands eer, Rukt op naar de Boeren, en trapt ze maar neer!’ Maar de Boer heeft een hart en een buks en een paerd, En hij vliegt naar de grens, van geen vijand vervaerd. Op bergen en rotsen slaat hij zijn kamp: Daar wacht hij wie komen met schande en ramp..... [pagina 144] [p. 144] ‘Vrij zijn! Vrij zijn!’ Dreunt het hier uit aller mond: ‘Dat op Afrikaanschen grond, Dat geen volk op 't waereldrond Vrijer is dan wij zijn!’ o Troepje van Boeren, wat waagt gij te doen? De Britten zijn talloos, desnoods een miljoen..... Hoog is de Spitskop, de Langnek hol: Zij strekken met lijken den bergpas vol. Engelschen, wijkt! of het doodenhoofd zal Een Spitskop worden in 't Langneksdal. ‘Vrij zijn! Vrij zijn!’ Dreunt het weer uit aller mond: ‘Dat op Afrikaanschen grond, Dat geen volk op 't waereldrond Vrijer zij dan wij zijn. Wat zijn die Boeren? De aloudheid alleen, Had helden als zij zijn, maar koener niet, neen! Daar steeg uit alle oorden de jublende kreet: ‘In ketens geen volk dat om vrijheid zoo streed!’ En de Boeren, geadeld door eenvoud en moed, Togen weerom als een Ridderenstoet. ‘Vrij zijn! Vrij zijn!’ Klinkt 't luid uit onzen mond, ‘Daar op Afrikaanschen grond, Daar geen volk op 't waereldrond Vrijer is dan wij zijn!’ Vorige Volgende