Werken. Deel 5(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I Vorige Volgende Op Vrambouts graf In Vlaanderens grond, rust zacht, rust warm, Als 't slapende kind in zijn moeders arm. Zit Brugges Maagd verzonken in smart, Ook aan de Schelde treurt menig hart. Want waart gij voor 't land de beeltenis niet Van den geest die regeert, van het recht dat gebiedt? U wiegde als kind geen gravin op haar schoot, Maar hoog klomt g'in eere in eer, werdt gij groot. Waart gij geen ridder voor waarheid en licht? Gij ruktet de leugen de mom van 't gezicht. En boodt gij de hand niet, de hartlijke hand, Aan allen die strijden voor Vlaanderenland? [pagina 122] [p. 122] Ach! Vlaanderenland heeft de schaduw niet meer Van de macht en den trots en den roem van weleer. Gij hebt het bemind met een rein gemoed: Wij weten het ginds aan den Scheldevloed; Dies roepen w'u toe: ‘Rust zacht, rust warm In Vlaanderens bodem, in Moeders arm!’ Vorige Volgende