Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
[pagina 111]
| |
Thans is het uit met bespieden en dwingenAan onze vrienden van den buiten. Voor de Senaat- en Kamerkiezing van 11 Juni '78. Is 't waarheid, o Boeren! dat zij u doen drillen,
Als meesters hun slaven, de zweep in de hand?
Dat gij niet te zien hebt, te denken, te willen,
Dat zij voor u spreken en heerschen in 't land?
Is 't waarheid, o Boeren! verfoeit gij de steden?
Vertrappen w' uw recht, en vergallen w' uw lot?
Zijn steden een poel voor uw eer en uw zeden?
Wordt God er gehaat en getergd en bespot?
Zij weten het wel, dat zij liegen, ja liegen,
Zij allen die 't zeggen op zuchtenden toon.
Zij weten het wel, maar zij moeten bedriegen,
Of uit is hun rijk, en hun rijk is zoo schoon!
Slaat, Boeren! het boek der Geschiedenis open:
Elk recht, elk geluk, elke vrijheid, elk goed,
Men heeft het ontrukt en met bloed moeten koopen,
Ja, tienmaal ontrukt en bezegeld met bloed!
Ontrukt aan kasteelen, ontrukt aan abdijen,
Ontrukt aan wie thans durven spreken van recht...
En wie, rukte u los uit den smaad en het lijen?
De steden, de steden, - al zijn ze zoo slecht!
| |
[pagina 112]
| |
Ze waren bevolkt toen, de Steden, met slaven,
De dorpen ontvlucht met den halsband nog aan.
En sinds, als men nog uwe rechten moet staven,
Zijn 't Steden alleen die in 't harrenas staan!
Den dag als hij kiest, is de Burger een Koning;
En U dreef men immer ter stembus als vee...
Wel bloedde u het hart, en het smeekte om verschooning,
Toch moest gij gebogen en wrokkende mee.
Zij hadden genaadloos uw lot in hun handen,
Uw vrouw, en uw kroost, en uw eer, en uw rust,
Geen handel, geen neering, geen hoeve, geen landen,
Geen brood, zoo gij vrij waart en koost naar uw lust!
Maar thans is het uit met bespieden en dwingen!
Zij stonden 't niet af, dan het mes op de keel.
Geen oog nu dat achter het schutsel kan dringen;
Geen list, geen verraad meer, - geen mensch in 't gareel!
Komt op dus, o Boeren! en lacht, en zingt liekens!
Komt op met pastoors en barons aan uw zij!
Drinkt meê van hun wijn, en eet meê van hun kiekens:
Ge zet achter 't schutsel uw kruisken toch vrij!Ga naar voetnoot(1)
|
|