Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
[pagina 97]
| |
Misererie! misererie!Ga naar voetnoot(1)Sinjoors, hoort gij dien zegezang?
De zwarte mannen zijn aan 't feesten.
Zij heerschen hier toch al zoo lang,
Hoe liberalen ook tempeesten.
't Is hier voor hen het Paradijs;
Zij zingen hand aan hand, in chorum:
‘Zoo dure 't op dezelfde wijs
Ad secula seculorum!’
De Vetbroêr schreeuwt, het glas ter hand:
‘Mijn vader deed in mastentoppen,
Mijn moeder leurde rond met zand,
Ik doe den stiel van 't menschenfoppen.
Dat foppen is een fijn gebruik.
Hoerah voor foppers en fopporum!
Ziet eens wat kin, ziet eens wat buik!
Ad secula seculorum!’
De Jezuïet, die slimme vos,
Die alles doet tot 's hemels glorie,
Laat geene ziel op 't sterfbed los,
Dan met het erfdeel tot victorie.
Hij lacht van achter zijnen bril:
‘Ajuin, Sinjoor! Ajuin, Sinjorum!
't Gaat alles hier naar onzen wil
Ad secula seculorum!’
| |
[pagina 98]
| |
En op 't stadhuis, daar zingt de raad:
‘We zitten hier zoo zacht op 't kussen.
En vindt men 't goed of vindt men 't kwaad,
Wij varen wel toch ondertusschen.
Of 't hier als in een klooster gaat,
Alleen voor papen en paporum,
Dan groeie 't gras maar op de straat
Ad secula seculorum!’
Hoe lang nog, o Sinjoors! hoe lang
Zal hier die papenboel regeeren?
Komt, laat ons ook, bij glazenklank,
Hun ondergang hier plechtig zweren!
Wij, vrij in 't hart en vrij in 't hoofd,
Verachten dompers en domporum.
Met ons, al wie aan 't recht gelooft,
Ad secula seculorum!
|
|