| |
| |
| |
Bronnen der aanhalingen
Afkortingen
W.H.G.U., B.M.H.G.U., K.H.G.U., B.H.G.U.: Werken, Bijdragen en Mededelingen, Kronijk en Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. R.G.P., Rijks Geschiedkundige Publicatiën.
W.L.V., Werken van de Linschoten-Vereniging. Knuttel: W.P.C. Knuttel, Catalogus van de Pamfletten-verzameling .... in de Koninklijke Bibliotheek (Den Haag).
Archives, Archives de la Maison d'Orange-Nassau, uitg. door Groen van Prinsterer.
Bor: Pieter Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh der Nederlandsche oorlogen; aangehaald naar de uitgave van 1621, 1626.
Van Meteren: Emanuel van Meteren, Historiën der Nederlanden en haar Naburen Oorlogen; uitgave van 1663.
Reyd: Everhart van Reyd, Voornaemste geschiedenissen in de Nederlanden en elders; 1626.
Aitzema; L. van Aitzema, Saecken van staet en oorlogh; aangehaald naar de quarto-uitgave, 1655 en vervolgens.
V.M.K.V.A.: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie.
B.V.G.: Bijdragen voor Vaderl. Geschiedenis.
T.v.G.: Tijdschrift voor Geschiedenis.
Fruin, V.G.: Verspreide Geschriften.
De Jonge: J.K.J. de Jonge, De opkomst van het Nederlandsche gezag in Oost-Indië.
blz. | |
8: | (a) Van der Capellen, Gedenkschriften, II, 308.
(b) Openhertig discours tusschen een Hollander, een Zeeuw, een Vries, ende een Over-Ysselaer, rakende de subite dood S.H. Prins Wilhelm (onsterffel. mem.); Rotterdam 1651, Knuttel 7040, 7.
(c) Afgebeeld in de Werken van Vondel, W.B., V. 514. |
9: | (a) Cats, Twee-en-tachtigjarig leven. (b) Memorie van Nanning Keyser betreffende de gebeurtenissen van 1650, uitg. door G.W. Kernkamp, in B.M.H.G.U., XVIII, 1897; 356. |
11: | Aitzema, VII, 127. |
13: | (a) A.w., 211.
(b) A.w., 442. |
14: | A.w., 223. |
16: | A.w., 363 |
19: | (‘Razernij’) Brieven aan de Witt, W.H.G.U. I, 61.
(b) Hollandschen Ruyker, 1653; Knuttel 7439. |
20: | (a) Ernstig gesprek voorgevallen tusschen drie personen... gesteld door een recht liefhebber van den Hollandschen Leeu; 1652; niet in Knuttel.
(b) Brieven van De Witt, W.H.G.U., I, 95; 18 Juli 1653. |
21: | Bij Elias, Schetsen uit de geschiedenis van ons zeewezen, V, 149. |
23: | Brieven van de Witt, W.H.G.U., I, 161. |
26: | A.w. |
28: | L. Baeck aan zijn neef A. Hooft, 19 Maart 1655; Brieven van Hooft, IV, 239. |
29: | C. de Bie, a.w. |
31: | Dagverhaal van den oproer te Antwerpen in 1659, in de uitgaven v.d. Maetschappij der Vlaemsche Bibliophilen, I, 2. |
32: | (a) A.w.
(b) A.w.; (c) Aitzema, IX, 323. |
33: | (a, b en c) Dagverhael enz. |
35: | (a) Bij Geyl, ‘De moeder van Willem III’, in De Gids, 1927.
(b) Brieven van de Witt, W.H.G.U., II, 279 |
36: | (a) Brieven van De Witt, 1725, V, 137.
(b) Downing aan Nicholas, bij Geyl, ‘De Witt en de hoogestantspersonagiën’, De Gids, 1928, 339. |
37: | ‘Deductie van H. Gijsen’, uitg. door Dr. S. van Brakel, in B.M.H.G.U., 1924, 58. |
39: | (a) Brieven van De Witt, W.H.G.U., II, 583: April 1663.
(b) Mignet, Négociations relatives à la succession d'Espagne, I, 266; in Fra. vertaling. |
43: | 1657; bij Godée Molsbergen, De stichter van Hollands Zuid-Afrika, 103. |
44: | (a) A.w., 122.
(b)Aangehaald door Theal, History of South Africa, I, 164. |
45: | Van Goens aan de Hooge Regeering, 31 Juli 1656; bij Aalbers, Rijcklof van Goens, 60. |
46: | A.w., 165. |
47: | Daghregister gehouden op 't Casteel van Batavia, 1663, 127. |
50: | (a en b) Documents relative etc., I, 264 en 266 in Eng. vertaling. |
51: | Bij H.C. Murphy, Jacob Steendam, a memoir of the first poet of New Netherland; 1861. |
52: | A.w. |
56: | Bij Keith Feiling, British Foreign Policy, 119; (Eng.) |
57: | (a) Scheepskroon der zeehelden van de vrije Nederlanden, 1666; bij Penon, IV, 283.
(b) Brieven van De Witt, W.H.G.U.
(c) Aitzema, XI, 1034. |
58: | H.T. Colenbrander, Bescheiden uit vreemde archieven omtrent de zeeoorlogen, 1652-76, R.G.P. I, 218; (Fra.) |
61: | (a) Eind Jan. 1666; B.M.H.G.U., XXVII, 559; Fra.
(b) Aan van Dorp, 4 Sept. 1666; Brieven van De Witt, W.H.G.U., III. |
62: | (a) Bij Wicquefort, Histoire des Pays-Bas, ed. Chais van Buren, III, 262; (Fra.).
(b) B.M.H.G.U., XXVII, 581: (Fra.).
(c) 15 April; Aitzema, XII, 247. |
63: | (a) Bij Blok, Michiel Adriaenszoon de Ruyter, 275. |
| |
| |
|
(b) Brieven aan De Witt, W.H.G.U., II, 336. |
64: | Pepys, Diary, 29 Juli 1667; (Eng.). |
67: | De penning bij Van Loon, Nederlandsche Historiepenningen; (Lat.). |
68: | (a, b) Temple aan Bridgman, 27 Jan. 1668; in Temple's Works; (Eng.). |
69: | Brieven aan De Witt, W.H.G.U., II, 542. |
70: | 10 Dec. 1671; Brieven van De Witt W.H.G.U. IV, 177. |
71: | (b) A.w., 177. Uitvoeriger bij Geyl, ‘Opkomst en verval van het Noord-Nederlandsch nationaliteitsbesef’ in Leiding, Juli 1931; 10.
(c) Knuttel, Acta der Zuid-Hollandsche Synode, R.G.P., IV, 85. |
72: | (a) Knuttel, Toestand enz., I, 276.
(b en c) Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, III, Bijl., 56; 57.
(d) A.w., Bijl., 98. |
74: | (a, b) Bij Proost, J. van Lodensteyn, 94; 90.
(c) A.w., 221.
(d) Duker, Voetius, II, 212; tweede helft ib., 216: uit Heidanus' Consideratiën; (Lat.). |
75: | A.w., II, 327. |
76: | (a) Proost, a.w., 213.
(b) Uit Bileam's raedt, 1674, aangehaald ib., 226. |
77: | (a) Uit Velthuyzen's Vierde apologie, bij Duker, Voetius, III, 288.
(b) Volgens de vertaling van W. Meyer, Godgeleerd-staatkundig vertoog, 400; (Lat.). |
79: | Aangehaald (gemoderniseerd) door Slothouwer, ‘Oligarchische misbruiken in Friesland’, in B.V.G., III, I, 85. |
84: | (a) Aan Van Beverning, 9 en 10 Juni 1672; Brieven van De Witt, W.H.G.B., IV, 350, 353.
(b) Japikse. Notulen van Hop en Vivien; W.H.G.U. 129 vlg. |
85: | (a) P. Burgersdijk aan de vroedschap van Leiden, bij Kluit, Hollandsche Staatsregeering, III, 537.
(b) Japikse, Notulen, 134.
(c) J Vollenhove, sonnet. |
87: | (a) Japikse, Notulen,
(b) Colenbrander, Zeeoorlogen, II, 148; (Eng.). |
88: | (a) A.w., II, 155; (Eng.).
(b) Ib. |
90: | Aangehaald door Japikse, Johan de Witt, 337. |
95: | (a) Bij Lodge, in deel VIII (1660-1714) v.d. Political History of Engeland; 114.
(b) Sylvius, Historiën onzes tijds (voortzetting van Aitzema), I, 603. |
96: | (a, b) Bij Blok, De Ruyter, 323. (Fra.), 340. |
100: | Dagelijksche aanteekeningen gedurende het verblijf der Franschen te Utrecht in 1672-3 gehouden door Mr. E. Booth; in B.H.G.U., 1857, 156. |
101: | (a) Sylvius, a.w., I2, 182.
(b) A.w., 208. |
102: | (a) Knuttel, Acta.
(b) Proost, a.w., 228, 229. |
105: | (a) H. van Houtte, Les occupations étrangères en Belgique sous l'ancien régime, II, 41; (Fra.).
(b) L'honoré Naber, ‘Een Hollandsche jongedame aan de Oyapack’, B.M.H.G.U., 1928, 232 |
106: | Bij Krämer, Nederlandsch-Spaansche diplomatie voor den vrede van Nijmegen, 253. |
112: | (a) Gebhardt, Nic. Witsen, II, 38.
(b) Bij Wagenaar, Nederlandsche Historie, XV, 143.
(c) Ib., 160. |
113: | Gebhardt, Witsen, II, 86. |
114: | (a) Onnut discours, Knuttel, 12136, 6.
(b) Wagenaar, a.w., XV, 198.
(c) Discours tusschen twee wel-meenende Patriotten, Knuttel 12161, 16. |
115: | (a) Trouwhartige aanspraak, Knuttel, 12159, 4.
(b) Muller, Wilhelm von Oranien und G.F. von Waldeck, I, 272. |
116: | Gebhardt, Witsen, II, 87. |
118: | A.w., II, 170. |
120: | P. van Dam, Beschrijvinge van de Oost-Indische Compagnie; ed. Stapel, R.G.P. Tweede boek, II, aangehaald inleiding, XIV. |
121: | Bij Stapel, Bongaaisch Verdrag, 226, 230. |
124: | (a) O.a. in Dictionary of Nat. Biography, art. Josiah Child.
(b) N. de Graaff, Oost-Indische Spieghel, 1703, W.L.V. |
125: | (a) A.w., 44.
(b): Theal, a.w. |
126: | P. van Dam, Beschrijvinge, R.G.P., Tweede boek, II, 315. |
127: | De Graaff, a.w., 13. |
129: | J. Nieuhof, a.w., II, 208. |
130: | (a) Bij Knappert, Bovenwindsche Eilanden in de 18e eeuw, 102.
(b) C. Udemans, Geestelijk roer, aangehaald (gemoderniseerd) door Dijkstra, Het evangelie in onze Oost, I, 155. |
133: | Interest van Holland ofte Gronden van Hollands-Welvaren, aangewezen door V.D.H. (P. de la Court) 1662: 70. |
134: | Jer. de Decker, Rijmoeffeningen (uitg. 1726), I, 269 (1658). |
135: | Temple, Observations upon the United Provinces of the Netherlands; 1673; (Eng.). |
136: | (a) Pallavicino, in B.M.H.G.U., 1911, 82; (It.)
(b) A.P. Faugère, Journal d'un voyage à Paris.... 1657-8. |
139: | De Witte van Citters, Contracten van correspondentie, 45. |
140: | (a) Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes, W.H.G.U., II, 344; 11 Febr. 1672.
(b) Morgenwekker aan J.v.d. Vondel, in Zoet's Uitstekendste Digtkonstige Werken, uitg. 1714, II, 81.
(c) Aitzema; uit het hoofd geciteerd.
(d) Aitzema, VII, 279. |
141: | Ibidem. |
142: | Bij Fruin, Verspreide Geschriften, IX, 194. |
143: | De Witte van Citters, a.w., 9. |
144: | Stok in 't hondert op 't burgerlijk versoek, in Nederduitsche en Latijnse Keurdigten, bijeenverzamelt door de Liefhebberen der Oude Hollandse Vrijheit; I, 1710; 400. |
146: | (a) In Mélanges Moeller (1914), II; (Fra.).
(b) De brief der acht pastoors, (oorspr. Lat), in het Ned. uitgegeven te Gent, 1669. |
149: | Acta Synode Z.H., VI, 169 (1691). |
150: | (a) A.w., 207 (1692).
(b) Bij Knuttel, Balthazar Bekker, 323. |
151: | Bij Ypey en Dermout, Gesch. der Ned. Herv. Kerk, III, 303. |
153: | (a, b) Zoet, a.w., 271, 172.
(c) Bij van Slee, De Rijnsburger Collegianten, 123.
(d) Bij Hylkema, Reformateurs, II, 327. |
154: | (a) Uytroepinge (door Crisp?) I, 16; bij Hylkema, a.w., I, 168. |
| |
| |
|
(b) Bij Hylkema, a.w., I, 327.
(c) Bij Meinsma, Spinoza en zijn kring, 278.
(d) Bij Hylkema, a.w., II, 212. |
155: | Bij Knuttel, ‘Ericus Walten en zijn proces’, B.V.G., V, I, 432. |
156: | Knuttel, Acta, V. 191. |
159: | (a) P. Harting, Christiaan Huygens, 55.
(b) A.J.J. van de Velde, Derde bijdrage tot de studie over de werken van den stichter der micrographie; V.M.K.V.A., 1922, 1040. |
163: | Bij Steenhoff, Schilderkunst in het Rijksmuseum, III, 122. |
164: | De Bie, Gulden Cabinet, 164. |
165: | Had ik tijdig van deel III van Vermeulen's Gesch. der Nederl. Bouwkunst kunnen kennis nemen, dan zou ik Fransche invloeden op de architectuur in het N. reeds vroeger aangewezen en de houding van N. en Z. tegenover de Barok scherper bepaald hebben. |
166: | (a) Bij Houbraken, Groote Schouwburg der Nederlandsche Konstschilders, 1718, III, 268.
(b, c) S. van Hoogstraten, Inleyding tot de Hoogeschool der Schilderkonst, 19; 287.
(d) Meegedeeld door Voltaire; zie Littré, Dictionnaire de la langue française, onder ‘magot’. |
170: | De Bie, Faem's Weergalm der Neder-duytsche Poësie, Aenleydinghe. De juiste woorden zijn: ‘naer den Hollantschen stijl en manier’. |
171: | (a) M. de Swaen, Werken, uitg. Dr. Celen, II, 231.
(b): Uitgeg. door Sabbe in V.M.K. Vl. Ac., 1934, 566. |
173: | (a) Uit de voorrede van P. Dubbels' Hoogmoedige Prins of gelukkige staatzucht, 1665; bij Kronenberg, Nil Volentibus Arduum, 26.
(b) Bij Te Winkel, Ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde; Republiek, II, 256.
(c) Scheltema, Oud en Nieuw, II, 161. |
174: | (a) J. Oudaen, Lijk-gedachtenis van den groten Agrippijner, de Heer Joost van den Vondel.
(b) J. Vollenhove, Lijkzang over den groten poëet Joost van den Vondel. |
176: | J. Antonides van der Goes, Oorspronk van 's lands ongevallen; aen Joachim Oudaen. |
179: | Correspondentie van Willem III en van H.W. Bentinck, uitg. Japikse, R.G.P. kleine serie, 23, bl. 357 (1683). |
180: | (a) Journalen van C. Huygens den Zoon, I, 193 (W.H.G.).
(b) Gebhardt, Leven van N.C. Witsen, I, 358. |
181: | Catalogus Atlas van Stolk, 249. |
182: | Nederduitse en Latijnse Keurdigten, I, 229. |
184: | Van Sypesteyn, Geschiedkundige Bijdragen, III. 225. |
185: | (a) Wagenaar, Vaderlandsche Historie, XVI, 237.
(b) J.Z. Kannegieter, ‘Amsterdam en de vrede van Rijswijk’, in B.M.H.G., 1927, 111. |
187: | H.J. van der Heim, Het archief van den raadpensionaris A. Heinsius, III; 233. |
188: | Aangehaald door H.C. Diferee, Geschiedenis van den Nederlandschen handel, 337. |
193: | Archives, 3de série, III, 235. |
194: | (a) Aldaar, 236.
(b) Aldaar, 255; 287. |
196 | Aldaar, 278; 242 |
197: | (a) Wagenaar, Vaderlandsche Historie, XV, 207.
(b) Eenige politieke consideratiën rakende de Spaansche Nederlanden (1691); Knuttel, 13588. |
198/9: | Voor deze bladzijden is gebruik gemaakt van de berichten van de Engelse resident Bulstrode op het Public Record Office te Londen, die ik las na het samenstellen van mijn voordracht ‘Een historische legende; het Zuid-Nederlandsch tarief van 21 December 1680’, Mededeelingen der Kon. Ac. van Wet., Afd. Lett., 1933, (herdrukt in Kernproblemen van onze geschiedenis, 1937) en die overigens de daarin gegeven voorstelling slechts bevestigden. |
199: | (a) Mertens en Torfs, Geschiedenis van Antwerpen, IV.
(b) L. Galesloot, Mémoire secret d'A. Foppens (1877), 28. |
200: | (a) J. Nève, Gand sous l'occupation de Louis XIV, (1931), 31.
(b) Brunot, Histoire de la langue française, V. 93. |
205: | (a) Voorspel van ‘De gedempte hoogmoed’, in Drie Brusselsche kluchten uit de zeventiende eeuw, 135.
(b) Mémoires du Feldmaréchal comte de Mérode-Westerloo, publiés par son arrière-petit-fils (Brussel 1840): I, 165, |
208: | Aangehaald door Gachard, La Belgique au commencement du 18e siècle, 33. |
209: | Du Pac de Bellegarde, Vie de Van Espen (1767), 25. |
211: | Aangehaald door Van Vloten in Arend's Algemeene Geschiedenis des Vaderlands, IV, II, 846. |
213: | (a) Keurdigten, I, 266. Vermoedelijke datum: 1705.
(b) Aangehaald door Van Vloten in hetzelfde werk 818.
(c) Aldaar, 821. |
214: | Vgl. G.W. Kernkamp in Verslag Algem. Vergadering, Utr. Prov. Genootschap, 1933, 98 (Lat.). |
224: | Letters and Correspondence of Henry St John, Viscount Bolingbroke, (1798), I, 157. De brief is gedateerd 20 April 1711 en gericht aan de gezant in Den Haag, Lord Raby (later Strafford). - Swift schreef in zijn pamflet, dat eind November verscheen: ‘We have conquered a noble territory for the States, that will maintain sufficient troops to defend itself, feed many thousand inhabitants, where all encouragement will be given to introduce and improve manufactures, which was the only advantage they wanted; and which, added to their skill, industry and parsimony, will enable them to undersell us in every market of the world’. |
225: | (a) Historical Manuscripts Commission, Portland Manuscripts, IX (Harley Papers: brieven van Strafford aan Harley), 336 (9 Aug. 1712).
(b) Keurdigten, Vervolg (1717), 40, 43.
(c) Zelfde werk, Vierde vervolg, 45. |
228: | Gachard, Collection de documents inédits, III, 459 (Fra.). |
229: | Request van de Staten van Vlaanderen, bij Van Houtte, artikel over De Meulemeester in Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie de Gand, 1928, 130 (Fra.). |
230: | Verhael van den borgerlijken oproer binnen Gent (Zuid-Nederlands pamflet uit 1709). |
231: | Gachard, Collectonsdie documents inédits, III, 410. |
| |
| |
232: | (a) S. van Goslinga, Mémoires, 9 (Fra.).
(b) Laws aan Bromley, Dec. 1713, aangehaald bij Geikie-Montgomery, The Dutch Barrier, 319 (Eng.). |
233: | (a) Het sonnet van De Swaen bij Yelen, Fransch Vlaanderen, 17.
(b)Gachard, Histoire de la Belgique au commencement du 18e siècle, 225; en Van Houtte, Occupations étrangères de la Belgique, I, 340, noot. (Ned.) - Gachard geeft de aanhaling in het Frans. Dat Heinsius in Den Haag tot de Brabantse heren Frans gesproken zou hebben, acht ik onwaarschijnlijk, en evenzeer dat een officiële brief aan de Staten van Brabant (want Gachard putte uit ‘reg. aux résolutions des états de Brabant: procès-verbal du 26 janvier 1713) in het Frans geschreven zou zijn. De Belgische historici hebben veelal hun aanhalingen uit oude Nederlandse stukken stilzwijgend in het Frans vertaald, evenals zij voornamen, namen van plaatsen, titels enzovoorts verfransten. Op die manier wordt de geschiedenis van de Vlaamse gewesten met een bedriegelijk Frans waas overtogen en het scherpe onderscheid tussen de negentiende-eeuwse toestanden en die van vóor de Franse revolutie weggewist. Ik heb mij de moeite gegeven naar het Brusselse archief te schrijven om de oorspronkelijke tekst, maar kreeg ten antwoord dat Gachard's verwijzing niet na te sporen was; merkwaardig genoeg deed zich hetzelfde voor ten aanzien van de volgende aanhaling uit een brief van Van de Ven. |
234: | (a) Gachard, a.w., 225.
(b) Van Houtte, Occupations étrangères, II, 390.
(c) Gachard, Histoire de la Belgique au commencement du 18e siècle, 398. |
235: | Chronycke van Vlaenderen, Brugge 1735. |
236: | (a) Aangehaald door Bussemaker in ‘De Republiek der Vereenigde Nederlanden en de Koning Keurvorst George I’, B.V.G., IV, I, 326 (Van der Dussen aan Heinsius).
(b) Gachard, a.w., 469 (Ned.). |
237: | (a) Gachard, a.w., 460 (Fra.).
(b) De tekst van het barriére-verdrag in Geikie-Montgomery, The Dutch Barrier, 398 (Fra.). |
238: | (a) Uitgegeven door Sabbe, V.M.K. Vl. Ac., 1934, 25.
(b) Aldaar, 32. |
241: | De Jonge, VIII, 25. |
243: | (a) A.w., VIII, blz. CXIII.
(b) Van Deventer, De Nederlanders op Java, II, 73 noot.
(c) De Jonge, VIII, 150. |
244: | (a) A.w., VIII, 116 vlg.
(b) Ald., blz. CXXI.
(c) Aangeh. door Mr. N.P.v.d. Berg in ‘Een onderkruiper van 's Compagnies negotie’, Onze Eeuw, 1903, 337.
(d) Bogaert, Reisen door d' oostersche deelen van Asia. |
245: | (a) Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, III (1855), 104.
(b) Corn. de Bruin, Reizen over Moscovien door Persien en Indien (1714), 367. |
247: | Zie Roldanus, C. van Beuningen, 115. |
248: | (a) De Jonge, VIII, blz. CXXVI.
(b) De vier afbeeldingen van planten op de bovenste helft van het uit Valentijn's werk gereproduceerde blad geven een denkbeeld van de honderden tekeningen van planten, vogels, vissen uit de Molukken, waarmee dit deel verrijkt is. Valentijn tooide zich hier echter met andermans veren: deze schat kwam meest uit de nalatenschap van Rumphius; vgl. deel II, blz. 630. |
249: | Korte schets van 's lands welvaren ...., 1714; Knuttel 16231; blz. 37. |
250: | Aangeh. door Godée Molsbergen, in Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd, Werken Linschoten-Vereeniging, I, 139 noot 3. |
251: | A.w., 140. |
252: | A. Bogaert, Reisen door Asia, 476. |
255: | (a) Het dagboek van Adam Tas, uitg. door L. Fouché, 1914; 66.
(b) Bogaert, a.w., 518. |
258: | Droste, Overblijfsels van Heugchenius. |
259: | Knappert: De Bovenwindsche Eilanden in de achttiende eeuw, 31; 33. |
260: | (a) Hartsinck: Beschrijving van Suriname, II, 715.
(b) Knappert, a.w., 36. |
261: | Nederduitse en Latijnse Keurdigten, Vervolg (1717), 12. |
263: | vlg: W. Bosman, Nauwkeurige beschrijving van de Guinese Goudcust, 104, enz. |
264: | (a) B.M.H.G., XXXV, 1914, 96.
(b) Bosman, a.w., 149. |
265: | Hamelberg, De Nederlanders op de W. Ind. eilanden, 77; 100; 101. |
267: | (a) Gachard, Documents, inédits concernant les troubles de la Belgique sous le règne de l'empereur Charles VI, vol. I, 40 (Fra.).
(b) A.w. |
269: | (a) Chronyke van Vlaenderen, blz. 1121.
(b) Gachard, a.w., I, 316. ‘Dit land moet zijn privileges derven, of zijn privileges zullen het verderven’. |
270: | A.w. |
271: | (a) A.w.
(b) Over de Grootmeesters: De Baen in Revue belge, 1926. |
273: | V. Fris, Histoire de Gand, 280. |
276: | Coxe, Memoirs of Sir R. Walpole, (ed. 1816) II, 224 vlg. (Eng.). |
277: | (a) Huisman, La Belgique commerciale sous l'empereur Charles VI; la Compagnie d'Ostende, 403 (Fra.).
(b) A.w., 239 (Fra.). |
279: | A.w., 349 (Fra.; 28.1.1726). |
281: | Het vertoog van 1736 volgens Gachard, Histoire de la Belgique au commencement du 18e siècle, 509 vlg. |
282: | (a) Comptes rendus de la Commission royale d'histoire, IVe série, t. IX (1881), 159 (Fra.).
(b) Archives, IV série, t. II, 328: aantekening van W. Bentinck uit 1753 (Fra.). |
283: | Gachard, Histoire de la Belgique au commencement du 18e siècle, 519 noot (Fra.). |
287: | De beschrijving van de optocht in 1735 in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen. |
289: | Brief van 't Kint: Prims, De Reis van den St. Carolus, Kap. Coryphas, 1724, (1926), 168. |
290: | Luyster van Brabant, II, 1. |
293: | (a) Uitgeg. door Sabbe in V.M K. Vl. Ac., 1923, 212.
(b) A.w., 214. |
| |
| |
|
(c) Aangehaald door Te Winkel, Ontwikkelingsgang, III, 484. |
294: | (a) Boekzaal der Geleerde Wereld, 1706, 129.
(b) Gachard, Documents inédits, III, 455 (Fra.). |
296: | Chronyke van Vlaenderen, III, 1105. |
298: | (a) J.F. Chance, The Alliance of Hannover, 297 (Eng.).
(b) A.w., 384 (Eng.).
(c) De Staten van Gelderland in 1722; zie bijvoorbeeld Wagenaar, Vaderl. Historie.
(d) Nederduitsche en Latijnsche Keurdigten, Vierde vervolg, 51. |
300: | Wagenaar, a.w., XVIII, 338. |
301: | (a) Keurdigten, Tweede vervolg (1724), 132 vlg.
(b) Boekzaal der geleerde wereld, Juli 1715, 48 vlg. |
302: | Nota van Fénelon uit 1728 in B.M.H.G., XXX, 119 (Fra.). |
303: | (a) Albrecht Haller's Tagebücher (1883), 99 (Dui.).
(b) A.w., 103. |
304: | Lady Mary Wortley-Montagu in 1718, aangehaald door G.M. Trevelyan, England under Queen Anne, III, 229 (Eng.). |
305: | (a) Hollandsche Sepctator, VIII, 183.
(b) E. Luzac, Holland's Rijkdom, IV, bijlagen, gen, 24; |
306: | A.w., 22. |
308: | De Vos in B.V.G., IIIe reeks, IX, 278. |
310: | Slingelandt's Staatkundige Geschriften, I, 249. |
311: | (a) B.V.G., III, IX, 351.
(b) Van Haren's Friso in Van Vloten, Leven en Werken van W. en O.Z. van Haren, 7 noot. |
312, 313: | Verhandeling van de vrijheit in den Burgerstaat (anoniem verschenen in 1737), 137, 7, 98, 128, 129, 109. |
314: | De Witte van Citters, Contracten van Correspondentie, 295. |
315, 316: | Broersma en Fruin, ‘Correspondentiën in steden van Zeeland’, B.M.G.H., XXII, 291, enz. |
318: | (a) Hazewinkel, ‘Een Rotterdamsch plan voor een democratische bestuursorganisatie’, B.M.G.H., XLV, 241.
(b) Latijnsche en Nederduitsche Keurdigten.
(c) A.w. |
319: | (a) Pamflet van 1717 aangehaald B.M.G.H., XLV, 241.
(b) ‘Holland in last’ in Keurdigten, Vierde vervolg, 56. |
321: | (a) Wagenaar, a.w., XVIII, 314.
(b) Keurdigten, Vierde vervolg, 127.
(c) Keurdigten, Derde vervolg, 68. |
322: | ‘Een Rotterdamsch plan’ enz., B.M.H.G., XLV, 237. |
324: | (a en b) Hollandsche Spectator, X, 172.
(c) Jorissen, Memoriën van D. van Bleiswijk, in W.H.G. |
325: | Elias, Vroedschap van Amsterdam, I, 523. |
326: | Van Imhoff schreef 25 Mei 1794 uit Batavia aan zijn bloedverwant Boreel te Amsterdam instructie om ‘nog war te hasarderen in Engeland, tot dat men ziet wat keer de zaken nemen in Holland, want het komt mij voor, dat die regeringsforme de bestendigste is, en avantages heeft boven alle andere die mij bekend zijn’: ‘Briefwisseling van Van Imhoff met J. Boreel’, in B.M.H.G., L, 418. Verwonderlijk genoeg heeft de uitgever H. van Malsen, ‘die regeringsforme’, dat onmiskenbaar op Engeland slaat, opgevat als betrekking hebbende op het herstelde stadhouderschap, waarmee volgens hem Van Imhoff ‘niet geringe blijdschap betuigt’ (323); ook dat is ernaast: Van Imhoff's commentaar (410) geeft enkel blijk van bezorgdheid en inderdaad behoorde zijn correspondent Boreel tot hen die in Sept. 1748 geremoveerd werden (als oudschepen). |
329: | (a) Sepp, Johannes Stinstra en zijn tijd, II 59.
(b) Knuttel, 16573, blz. 7.
(c) Schuite- en Jagtpraatjes, 333 (herdruk van 1757). |
330: | (a) B. Costerus. Historisch verhaal ofte deductie enz., was al in 1706 verschenen, maar in 1736 was er een nieuwe uitgave van bezorgd docr Costerus' schoonzoon Prof. P. Burman, en daarbij verschenen die stukken van de geheime correspondentie tussen Willem III en Karel II; vgl. Fruin, Verspreide Geschriften, IV, 340.
(b) Schuite- en Jagtpraatjes, 427, 415. |
333: | J. van Effen, Hollandsche Spectator, XII, 170. |
335: | Havart, Op- en Ondergang van Coromandel, 105. |
336: | De Jonge; plaats verloren; iets dergelijks VIII, blz. CXXXVI. |
337: | (a) A.w., IX, blz. XXXVI.
(b) A.w., IX, blz. XXXVIII. |
339: | (a) Aangeh. door Van Vloten in Arend, 9e boek, 1713-48, 323.
(b) De Jonge, X, 362. |
340: | Van Vloten, Leven en Werken van W. en O.Z. van Haren, 156. |
342: | Hollandsche Spectator, I, 42. |
345: | (a) Aangehaald door Star Numan, C. van Bynkershoek, 318.
(b) Aangehaald door Kernkamp, De Utrechtsche Universiteit, I, 317. |
348: | Aangehaald door Van Even in Dietsche Warande, IX (1871), 218, 216, 221. |
349: | Vaderlandsche Historie, I, blz. VIII. |
352: | Kernkamp, De Utrechtsche Universiteit, I, 289. |
353: | Sions' Worstelingen, 351. |
354: | (a) Aangehaald door Knappert, Nieuw Nederl. Biogr. Wbk., IV.
(b) Hollandsche Spectator (XII), 29 Oct. 1734. |
355: | (a) Sepp. Stinstra, I, 240.
(b) A.w., II, 72. |
356: | J.P. de Bie, P. Hofstede, 42. |
357: | (a). T.a.p.
(b) Vaderlandsche Historie, XIV, 277. |
358: | (a) Boekzaal ...., 1715, Augustus, 199; over Hoseas.
Stigtenius' (pseudoniem) Satans verantwoordinge ....
(b) Ypey en Dermout, Geschiedenis der Nederlandsch Hervormde Kerk, III, 79.
(c) Boekzaal ...., 1720, 551. |
369: | (a en b) Van Vloten, Bloemlezing uit de Nederl. prozaschrijvers der 18e eeuw, 197 vlg. |
360: | (a) Hollandsche Spectator, II, 47ste vertoog (1732).
(b) H. Snakenburg, 1674-1750, praeceptor, later rector te Leiden; het gedicht bij Van Vloten, Bloemlezing uit de dichters der 18e eeuw, 50.
(c) Jacob Zeeus, 1686-1718, landmeter te Zevenbergen; a.w.., 124. |
361: | (a) Hezenmans, Geschiedenis van 's Hertogenbosch. |
| |
| |
| - Het daar gegeven jaartal 1692 (11 Mei) is klaarblijkelijk een vergissing voor 1702; op navraag aan het R.A. werd mij dit trouwens bevestigd.
(b) A. Sassen, Protocollen der Helmondsche notarissen, Werken v.h. Prov. Gen. v.N. Brabant, N.R., IV, 43. |
366: | (a) Bijleveld aan Hoynck van Papendrecht, 16 Febr. 1719, aangehaald door Vregt in Bijdragen tot de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, II, 34.
(b) Van Hoornbeek aan Fabritius, pensionaris van Haarlem, 26 Dec. 1723, aangehaald door Knuttel, Toestand der Katholieken onder de Republiek, II, 286. |
367: | (a) Beredeneerde Waarschouwinge ...., 1719; aangehaald door Knuttel, a.w., II, 104.
(b) Aangehaald bij Vregt, t.a.p., 25. |
368: | (a) Tweede vervolg van de Latijnsche en Nederduitsche Keurdichten (1724), 146.
(b) Knuttel, a.w., II, 141. |
369: | De prent stelt de Staten-Generaal voor, vergaderend in de zogenaamde Trèves-zaal. Duiveltjes zweven om het hoofd van de Raadpensionaris Slingelandt. Rechts protesteert een predikant tegen de maatregel. Van links nadert een geestelijke in bisschoppelijk gewaad, zeggend: ‘Mijn heer, haast zit ik in uw plaats’. Op de achtergrond breekt de gemeente binnen, roepend: ‘O wee, het land wordt hier verraden’.
De Trèves-zaal is voorgesteld naar een bekende afbeelding; de tafel met personen is echter naar verhouding veel te klein genomen. De Staten-Generaal vergaderden trouwens niet in de Trèves-zaal, waar enkel hun commissie tot de buitenlandse zaken gewoon was met vreemde gezanten te confereren. Nog verwonderlijker is, dat de tekenaar niet eens wist tegen wie hij zich richten moest: de toelating van een apostolisch vicaris in de provincie Holland viel buiten de competentie van de Staten-Generaal: het waren de Staten van Holland, die dat plan overwogen. |
370: | Naar aan aantekeningen van Mr P. de Bie van Gorkum bij Knuttel, a.w II, 115 (gemoderniseerd?) |
371: | Lucas Trip in 1746; bij Van Vloten, Bloemlezing, 359. |
372: | (a) Gedichten (uitg. van 1759), I, 10.
(b) A.w., II, 87. |
373; 374: | A.w., I, 288 vlg. |
376: | (a en b) Aangehaald door Th. Nolen, D. van Hoogstraten en de letterkundige twisten van zijn tijd (1886), 18 vlg.
(c) Aangehaald door Te Winkel, Ontwikkelingsgang, IV, 104.
(d) Bij Nolen, a.w., 29.
(e en f) Van Vloten, Bloemlezing, 106; 123. |
377: | (a) Poot, Gedichten, I, 413.
(b) Bij te Winkel a.w., 107 vlg.
(c) Van Vloten, Bloemlezing dichters 18e eeuw, 103.
(d) Van Vloten, Bloemlezing dichters 17e eeuw, 638.
(e) Van Vloten, Bloemlezing dichters 18e eeuw, 132. |
378: | (a) Journal Litéraire, I, 173 vlg.
(b en c) Hollandsche Spectator, I, 3de vertoog. |
379: | Van Vloten, a.w., 141. |
380: | Van Vloten, Leven en Werken van W. en O.Z. van Haren, 8, noot; en vervolgens. |
383: | Van Vloten, Bloemlezing prozaschrijvers 18e eeuw, 164; 176. |
384: | Schuite- en Jagtpraatjes (2de druk, 1757), 266, 260.
(b) Hollandsche Spectator, I, 90. |
389: | 5 Februari 1744; Gerretson en Geyl, Briefwisseling en dagboekaanteekeningen van W. Bentinck van Rhoon, W.H.G., I, 92. |
391: | Geyl, Willem IV en Engeland (tot 1748), 129. |
392: | Hollandsche Spectator, X, 171. |
395: | (a) Archives, Supplément, 55.
(b) Briefwisseling van W. Bentinck, I, 228. |
396: | Geyl, a.w., 212; 236. |
397: | (a) ‘Tot erkentenis’: D. van Bleiswijk; vgl. Geyl, a.w., 338.
(b) Memoriën van D. van Bleiswijk, 212; aangehaald Geyl, a.w., 215. |
398: | (a) Aldaar.
(b) Briefwisseling van W. Bentinck, I, 256. |
399: | Aangehaald Geyl, a.w., 245. |
404: | (a) Van Houtte, Occupations étrangères.
(b en c) A.w., II, 341 (Fra.). |
405: | (a) V.M.K. Vl. Ac., 1934, 244.
(b en c) V.M.K. Vl. Ac., 1924, 676 en 679. |
406: | (a) Kervyn de Lettenhove, Histoire de Flandre, VI.
(b) D.B. Horn, Charles Hanbury-Williams, 149 |
407: | A.w., 147. |
409: | Geyl, Willem IV en Engeland, 301. |
411: | Aangehaald bij Geyl, Revolutiedagen te Amsterdam, (uit Archives, Fra.). |
414: | Evenzo, 51, uit Van der Meer's ‘Kort Relaas’ in B.M H.G., XXIII. |
417: | Evenzo, (uit Archives, Fra.). |
421: | Evenzo, (uit Archives, Fra.) |
422: | (a) Aangehaald bij Colenbrander, De Patriottentijd, I, 28.
(b) Aangehaald bij Geyl, Revolutiedagen, (uit het dagboek van Jan de Boer, hs. K.B.).
(c) Archives, IV, I, 496 (Fra.). |
423: | Elias, Vroedschap van Amsterdam, I, blz. CLV. |
424: | (C. van Laar), Leven van Willem den IV, 1752, II, 179.
(b) Archives ..., IV, I, 363 (Fra.). |
425: | A.w., 365. |
427: | (a) Nijhoff, De hertog van Brunswijk, 225.
(b) Archives, IV, I, 369. |
428: | (a) Nijhoff, a.w., 12.
(b) A.w., 29.
(c) Gedenkschriften van Van Hardenbroek, W H.G., I, 118. |
|
|