[Deel I]
Voorrede
Bij de eerste druk van het eerste deel
In dit voorwoord niets dan dankbetuigingen. In de eerste plaats aan het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat door het toezenden van boeken en op andere wijzen mijn arbeid gesteund heeft.
Vervolgens aan den Directeur van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, die mij toestemming verleend heeft boeken naar het buitenland te laten komen, en aan de beambten dier instelling, wier hulpvaardigheid mij nooit in de steek liet.
Niet minder aan Jhr. Dr. N. van Suchtelen, die zich in 't bizonder voor het bijeengaren der illustraties meer moeite gegeven heeft dan men redelijkerwijze van een uitgever zou kunnen verlangen.
Eindelijk aan mijn vrouw en aan een heele reeks van vrienden die mijn werk in handschrift of in proef geheel of gedeeltelijk gelezen en door aanwijzing van fouten, wenken omtrent stijl of samenstelling, of enkel maar door door gulle waardeering, mijn taak verlicht hebben. Het is met een waar genoegen dat ik hun namen hier bijeen zet: Dr. J.S. Bartstra, Dr. H.J. Elias, Dr. P.N. van Eyck, Prof C. Gerretson, Dr. J. Haantjes, Dr. G.J. Renier, Prosper Verheyden en Herman Vos.
Londen, Augustus 1930.
P. GEYL
Bij de eerste druk van het tweede deel
Ik heb van velen hulp ontvangen, en breng daarvoor hier in het algemeen mijn dank.
Maar een bijzonder woord wil ik richten tot de jongeren van de Dietsche beweging, wier vriendschap mij zoo vaak de ballingschap verzacht heeft.
Aan hen draag ik dit deel op. Moge het hen bevestigen in het besef, dat verscheidenheid en eerbied voor bijzondere rechten tot de kostbaarste bezittingen van de Nederlandsche traditie behoren.
Londen, 12 Maart 1934.
P. GEYL
* * *
Bij de tweede druk
De eerste drie delen van mijn Geschiedenis van de Nederlandse Stam, verschenen 1930, 1934 en 1937, zijn al lang uitverkocht en de uitgever en ik zelf hebben gemeend, bij de vraag die steeds naar het werk blijft bestaan, dat wij een nieuwe druk niet op de voltooiïng mochten laten wachten. Het hierbij aangeboden deel omvat deel I en de eerste helft van deel II der oorspronkelijke uitgave. De rest van deel II en deel III zullen in een tweede deel volgen.
Er is in deze nieuwe uitgave allerlei veranderd en in sommige gedeelten vooral toegevoegd. Ook de afbeeldingen zijn vermeerderd. Aan de hoofdlijnen van het werk heb ik niet geraakt. Ik ben dank verschuldigd aan lezers die mij hun opmerkingen hebben toegestuurd, en in het bizonder aan Dr. A.J. Jongkees, van wie ik een aantal nuttige wenken ten aanzien van het middeleeuwse gedeelte ontvangen heb.
De kaart over De volksverhuizing, die nu bijna twintig jaar oud is, kan ik niet opnieuw aan de lezer voorleggen zonder de waarschuwing die zij met stelligheid, zoals kaarten doen, verhoudingen aanduidt, waaromtrent sedertdien veel wetenschappelijke discussie heeft plaats gehad. In de tekst heb ik daarmee enige rekening gehouden, maar er is mij uit die discussie nog geen nieuwe stelligheid gebleken.