Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– Auteursrechtvrij
[pagina 258]
| |
Vast maecken die op dit termijn
Ga naar margenoot+ So en sullen wy niet vallen,
O Heer bewaert ons allen.
2 Doen wy daer toe meer neersticheyt,
So Petrus heeft gheschreuen
So sal ons den inganck worden bereyt
Ga naar margenoot+ Al tot den eewighe leuen
Wie dat nae den vleesche leeft
Ga naar margenoot+ Die moet steruen siet dit heeft
Groot onderscheyt wilt achten
Strijt vroom dach ende nachten
3 Die int vleesch lijdt weet dit gewis
Ga naar margenoot+ Siet die hout op van sonden
Want datter achter ghebleuen is,
Int vleesch tot deser stonden
Niet en leeft na vleesch en bloet
Maer nae godes wille goet
Wie so lijt mannen of vrouwen
Ga naar margenoot+ Die moghen tvelt behouwen.
4 Dit lijden wort van veel verstaen
Op sieckten dat zijt beduyden
Dat en was niet des Apostels vermaen
Hy sprack van sulcke luyden
Ga naar margenoot+ Siet die hier cruyssen haren vleesch
Met lusten en begheerten een reys
Om alle quaet te mijden
| |
[pagina 259]
| |
Die heeft int vleesch veel lijden Ga naar margenoot+
5 Die eene meer dan dander claer,
Al zijn wy van natueren
Bedoruen door Adam allegaer
Veel schelen die creatueren
So waer den strijt is groot
Eenen hulper in der noot Ga naar margenoot+
Is Godt wilt Dauid hooren
Hy helpt zijn wtuercoren Ga naar margenoot+
6 Veel lijden die oprechtigen hier,
Die werelt toont ient en aerdich
Godt proeft haer ooc als gout int vier Ga naar margenoot+
Och suster hy vantse hem waerdich
Wie hier nu vroom volhert
Voor Godt waerdich gheuonden wert
Die sal die croon ontfanghen Ga naar margenoot+
Strijt vroom met dit verlanghen.
7 Al die daer na Gods wille lijt,
Beuelen haer sielen wilt mercken
Den Schepper Godt ghebenedijt, Ga naar margenoot+
En dat met goede wercken
Stelt v so in Godes hant
En weest vast in v verstant
Beueelt den Heer v saecken Ga naar margenoot+
Betrout hy salt wel maecken
8 Dat wy toch enden een goeden loop,
| |
[pagina 260]
| |
Ga naar margenoot+ Een licht zijn alle scharen
Ja stilheyt is der vrouwen roop
Haer huys wel te bewaren
Haer comt oock toe cierheyt,
Het welcke niet en leyt,
Ga naar margenoot+ In siluer noch gout of cleeren
Dan in ootmoedicheyt verneren.
9 In eenen sachten stillen gheest
Ga naar margenoot+ Die daer is costelijcken
Voor godt och suster so men leest
Dat wy toch hier gaen strijcken
Met die in stilheyt voort
So ons wel toebehoort
Ick tel my met v leden
Heer waer is mijn vruecht heden.
10 Hier mede groet ick suster v
Elck neemt zijn roep voor ooghen
Wilt hertich voor my bidden nu
Ga naar margenoot+ Want wy niet en vermoghen
Al sonder Godt merckt wel
Laet ons vromelijck strijden snel
Ga naar margenoot+ Altoos met geestelijck wapen,
Blijft vroom met Christus schapen.
|
|