Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijC Nae die wijse: Het gheschiede op eenen maenen dach, Dat men den storm voor Münster sach. | |
[pagina 261]
| |
Dat 69. Liedeken.MYn lieue vrienden hoort een liet
Van droefheyt die daer is gheschiet,
Nu binnen sommighe Jaren,
Godt straft zijn volc met groot verdriet
En oock die wereltsche scharen.
2 Teen volck sal tegen dander opstaen
So Christus spreckt ist toe gegaen Ga naar margenoot+
By die werelt ende by ons mede
In veel is die liefde vertrout, merct aen,
Daer is haet in die plaetse van vrede.
3 Den haet heeft seer veel quaets ghewracht,
Onnosele herten in dwaling ghebracht,
Door achterclap en looghen,
Die werelt is hier oock vol twedracht Ga naar margenoot+
O Heer slaet neder v ooghen.
4 Haet twist moet van Gods volc zijn veer Ga naar margenoot+
Sy moeten dat straffen met Christus leer
Ouer wederspannicheyt rechten Ga naar margenoot+
Ootmoedich ende sorchuuldicheyt seer
So moet Gods volck hier vechten.
5 O Christenen v gheloof beleeft Ga naar margenoot+
Die werelt toch geen exempel geeft
Daer moeten wy ons nae setten
Godt is vertoorent voor hem toch beeft
| |
[pagina 262]
| |
Elck wacht hem voor besmetten.
6 Den tijt is nu seer perijckeloos
Laet ons in alle dinghen altoos
Ga naar margenoot+ Als dienaers gods bewijsen
Bedecken tlicht met geenderleye gloos
Door smaet noch oock door prijsen.
Ga naar margenoot+ 7 Tlam is ghedoot van aenbegin
Dat was ooc recht, die Hoer haer sin
Met haer Boeleerders claerlijck
Sy wert nu weder gheschoncken in
Ga naar margenoot+ Haer plaghen comen swaerlijck.
8 Veel heefter langhe die Hoer gehaet
Die wout si straffen, doen werden dees quaet
Te vroech hebben zijt bewesen
Die Hoer quam wederom in haer staet,
Verdriet is veel gheresen.
9 Veel Heeren en lieden zijn veriaecht
Om hals gebracht, den Huysman claecht
Van broot winninghe daer en bouen
Het volc van beyde parten verdraecht
Quellage branden en roouen.
10 Van die daer hadden begonnen te vroech
Sijn nu gecomen hoort dit prolooch
Ten Briel hoe salt noch enden
Het schijnt wel of godt daer zijn hant aen sloech
Dat so die steden wenden.
| |
[pagina 263]
| |
11 Of godt nu door dit volck dit doet
Haer vruchten en zijn toch gans niet goet Ga naar margenoot+
Maer godt heeft wilt dit door gronden,
Dickmaels die Joden gestraft zijt vroet
Door heydenen om haer sonden. Ga naar margenoot+
12 O Heer ghenadich ons castijt
Het is toch nu een dieren tijt
Het water dede oock veel schaden
O heer hoort het volcx ellendich gecrijt,
Toont ons toch v ghenaden.
13 Hoe straft ghi heer die werelt so hart
Wie niet tot v bekeert en wert, Ga naar margenoot+
Sijn lacy int verdoemen
Sal niet ghenoech die eewighe smart
Laet hier ghenade comen.
14 O menschen neemt my dit wel af
Het loon der sonden is deeuwige straf Ga naar margenoot+
Men vintet tot veel steden
Met vier sal worden verbrant het caf
Maer wie bekeert hoort reden.
15 Die sal ghenade vercrijghen wel
Ontslagen worden al van die hel,
Staet af vant oude leuen Ga naar margenoot+
So wie haer voeghen na gods beuel
Dien wert gods rijck ghegeuen,
16 Nu voort ghy Christen menschen waect
| |
[pagina 264]
| |
Of Babels rijck wert te niet gemaeckt
Die ons heeft veel doen lijden
Noch zijn wy niet door den strijt geraect
Laet ons niet seer verblijden.
Ga naar margenoot+ 17 In boosheyt is die werelt ghestelt
Haer vrientschap is so schrift vermelt
Ga naar margenoot+ Gods viantschap eylacy,
Die aert der sonden ons ooc seer quelt
Bidt waeckt strijdt met Gods gracy.
Ga naar margenoot+ 18 So wie verwint int aertsche dal
Die salt hier na besitten al
Maer wie daer wort verwonnen
Ga naar margenoot+ Een vreeselijck oordel comt na den val
Twaer beter niet begonnen.
19 Och vrienden laet ons aenhouden stijf
Ga naar margenoot+ Dat wy volherden man en wijf
V lampen wilt bereyden
Spiegelt v aen die maechden vijf,
Ga naar margenoot+ Aen Esau oock zijn schreyden.
20 Ick wil haest enden desen sanck
Die heer castijt ons cort of lanck,
Ga naar margenoot+ Laet ons toch zijn verduldich
En segghen noch altoos lof en danck
Gods goetheyt menichuuldich.
21 Nu vrienden hier mede groet ic dijn
Broeders en susters bidt toch voor mijn
| |
[pagina 265]
| |
In liefden leeft eendrachtich Ga naar margenoot+
Die Heer des vredes sal met v zijn
Hout stijf aen Godt almachtich.
|
|