Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijC Nae die wijse: Vader ons in Hemelrijck.Dat 42. Liedeken.GHenade vrede wensch ick v
Mijn lieue broeder en suster nu
Den heyligen geest wijsheit en cracht
Dat ghy te samen met eendracht
In uwen roep vroom wandelen moet Ga naar margenoot+
| |
[pagina 160]
| |
Dit wensch ick v voor eenen groet.
2 Mijn lieue suster inden Heer
Laet ons toch soecken gods prijs en eer
Ga naar margenoot+ En werpen onse sorch op hem
Hooren altoos na Christus stem
Dat wy zijn rechte schaepkens zijn
Dit wil ons vromen och suster fijn
3 Daer en is nu niet verdoemelijcx in
Die in Christus zijn so ick vin
Ga naar margenoot+ Die niet en wandelen nae den vleesch
Maer na den gheest merckt dit een reys
Wy moeten in Christus zijn gheplant,
En wandelen na den geest playsant.
Ga naar margenoot+ 4 Sijn wy nu leden aen Christus lijff
So moeten wy doen tlichaems gherijff,
Ghelijck een lidt in zijnder maet
Twelck aen des menschen lichaem staet
Sijn werck heeft nae het is een lidt
Mijn lieue suster beherticht dit.
5 Wie goet weet te doen dit wel goorgront
Ga naar margenoot+ En doet het niet dat is hem sont,
Dit ghelt die kinderen gods gemeyn
Ga naar margenoot+ Die rancken aen Christus den wijstock reyn,
Ga naar margenoot+ Al die geen vruchten en brengen voort
Die wil den vader af snijden hoort.
| |
[pagina 161]
| |
6 Aenmerct hoe godt haer ledicheyt,
Wie wterlick niet en is opgheleyt
Sijn toch gods schuldenaers allegaer Ga naar margenoot+
Bewaert v volck O hemelsche vaer
Dat niemant weder spannich en sy
Want dat is moeyte afgodery. Ga naar margenoot+
7 Die ledighe sullen worden ghespijst
Met Afgoden hierom v bewijst
Neerstich int geen dat Godt behaecht Ga naar margenoot+
In uwen roep niet veel en claecht
Wie om den dienst gods derft profijt Ga naar margenoot+
Vergadert een schat na desen tijt.
8 Mijn lieue suster weest lijtsaem,
Des dienst des woorts is aengenaem, Ga naar margenoot+
Godt oock den menschen oorbaerlijck
Wat soud ons baten des werelts rijck Ga naar margenoot+
Als ons erfdeel waer in die hel,
Ghy noch most wachten een dronckert rebel.
9 Die werelt heeft dickmael lijden groot
Den rou deser werelt die werct die doot Ga naar margenoot+
Ick hoop dat onse namen staen
Int boeck des leuens laet ons voort gaen Ga naar margenoot+
In zijn dienste al ons leuen lanck
Die den kelck des bitterheyt voor ons dranck.
| |
[pagina 162]
| |
Ga naar margenoot+ Christus heeft ons ghecoft so duer
Als dat wy nu in deser vur
Ga naar margenoot+ Ons seluen moghen leuen niet
Maer hem soo Paulus bediet
Ga naar margenoot+ Die daer bestoruen is voor al
Hem moeten wy leuen int aertsche dal
11 Hier mede weest beuoolen godt
Ga naar margenoot+ hem lief te hebben is tgrootste ghebot
Een yeghelijck waeckt in zijnen roep
Ga naar margenoot+ Dat wy toch enden een goede loop
Ontfangt in danck dit slecht ghedicht
Ga naar margenoot+ Godt sterck ons hier te zijn een licht.
|
|