Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– Auteursrechtvrij
[pagina 157]
| |
GHenade ende vrede wensch ick v,
Mijn broeder ende suster nu
Nae v begheer
Al is mijn wijsheyt weynich
Godt is goet rijck ende milde seer. Ga naar margenoot+
2 Hy die dat stomme dier gaf spraeck Ga naar margenoot+
Wilt hem beuelen uwen saeck
Hier wel op raemt
Die inden Heer betrouwen
En zijn gheworden noyt beschaemt. Ga naar margenoot+
3 Hy geeft den menschen gauen veel Ga naar margenoot+
Na haren roep hijse wt deel
So wie daer net
In zijn ghemeente ghepresen
Wort door godts geest tot dienst gheset. Ga naar margenoot+
4 Want Christus ons gecost heeft hoort
Gebaert al met zijn geest en woort Ga naar margenoot+
Tot zijnen bruyt Ga naar margenoot+
So en moeten sy haer niet schamen
Te blasen zijn trompets gheluyt Ga naar margenoot+
5 Want dat alle wachters cost Ga naar margenoot+
So wie wel blaest zijn siel verlost Ga naar margenoot+
Want het expert
Haer siele sy verlossen, Ga naar margenoot+
Met Josua vrijmoedich wert.
6 Ghy heer kent haren swacken aert
| |
[pagina 158]
| |
Die daer zijn wt v woort gebaert
Ga naar margenoot+ Ghy zijt haer man
Ghy moet na haer swackheden
Ga naar margenoot+ V wille hebben hier daer van
7 Oft yemant een mans vrou wout raen
Al teghens hem waert wel ghedaen
Och vrienden neen,
Laet ons on wijsheyt bidden
Nae gods ghenade voort treen
8 Wy moeten nu leuen claer
Ga naar margenoot+ Ons seluen dat is immers waer
Maer vrienden hem
Ga naar margenoot+ Die voor ons is ghestoruen
Laet ons doch hooren na zijn stem.
Ga naar margenoot+ 9 Want hy heeft ons ghecoft so dier
Wy zijn, zijn eyghendom nu hier
So Paulus seyt
Wy zijn gods eyghendom vrienden
Ga naar margenoot+ Tot lof van zijnder heerlijckheyt.
18 Laet ons toch bewijsen dat
Want gods ghemeente die heeft plat
Ga naar margenoot+ Die macht heeft leest
Te vinden en te ontbinden
Dus hout zijn woort vast onbeureest.
11 Hierom so hout den heere stil
So wat hy in v wercken wil
| |
[pagina 159]
| |
Goet willich doen
So Petrus heeft ghesproken
Al wt den toegheneychden gemoet. Ga naar margenoot+
12 Nu weest die Cudde een voorbeelt
Ghelijck als Petrus ons veueelt, Ga naar margenoot+
Op dat ghy moecht
Die heerlijcke croon ontfanghen Ga naar margenoot+
Die sulcke al is toegheuoecht
13 Broeder dit slechte neemt in danck
Waer toe dat wy v liefde dwanck
Godt wil ons al
In zijnder liefden bewaren Ga naar margenoot+
Ons leuen lanck int aertsche dal
14 Hier mede beueele ick v nu godt
Te bidden altoos dat is het slot Ga naar margenoot+
Tis seer van noot
So langhe als wy hier leuen
Staen wy in prijckel vanden doot.
|
|