Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
GHenade ende vrede wensch ick v,
Lieue broeder in dijn banden
Veel vruechden des geests cracht wijsheit nu
Dat ghy niet en comt tot schanden
Lieue broeder blijft ghy niet vroom
Veel souden daer hebben een roem
Maer ick hoop die Heer der heyrscharen
Sal u stercken en bewaren. Ga naar margenoot+
2 Die den zijnen altijt heeft by gestaen
Van aenbeghin wilt achten
Als die Joden vroom waren hoort dit vermaen Ga naar margenoot+
So verwonnen sy door gods crachten
Groot volck met cleyn ghewelt Ga naar margenoot+
Sy dreuen al bouen dit spelt
En quamen niet onder hoort reden,
Als sy bleuen in godts seden. Ga naar margenoot+
3 Veel crachtige daden so men leest
Wrocht godt al door die Joden
Dat zijn ons al figueren gheweest
Want den vromen liet godt wel doden
Om dat Abels offer goet was, Ga naar margenoot+
Doode hem zijn broeder ras
Jacob moste voor Esau vlieden Ga naar margenoot+
Joseph oock onschuldich lieden.
4 By die wet zijn oock ghepersequeert
Veel vromen die Godt wou proeuen
| |
[pagina 136]
| |
Ga naar margenoot+ Die sommige verlost so schriftuer leert
Als die Jongelingen inden ouen
Susanna heeft sonder schult
Tot steenighen met ghedult
Veel lieuer haer wou voegen
Ga naar margenoot+ Dan te sondighen voor gods oogen
5 Siet die wterlick waren ghebenedijt
Hebben haer tot lijden ghegeuen
Hoe veel te meer wy nu in desen tijt
Ga naar margenoot+ Nu Christus ons hooft verheuen
Heeft gheleden den doot aent cruys
Ga naar margenoot+ Met verachtinge der schanden abuys
Ons een exempel ghelaten
Hem nae te treen wilt vaten.
6 Eer Christus op aerden nam afscheyt
Heeft hy den zijnen te vooren
Ga naar margenoot+ Druck in die werelt toegeseyt
Hy is die eerste ghebooren
Gheworden van veel broederen siet
Hem seluen hy spaerde niet
Ga naar margenoot+ Hy heeft ons ghecoft te samen
Tot Coninghen ende priesters wilt ramen.
7 Als Coninghen regieren zijt strijtbaer
Ga naar margenoot+ Oock Priesters die leeringe bewaren
En offeren, so moeten wy geestelijck claer
Ons voeghen op deser aerden
| |
[pagina 137]
| |
Want ons segening gheestelijck is Ga naar margenoot+
Int hemesche wesen fris
In alderley gheestelijcke dingen
Door die enge poorte te dringhen. Ga naar margenoot+
8 Lieue broeder den wech valt v nu eng
Die cracht Gods wil v stercken Ga naar margenoot+
Het valt het vleesch eylacy streng
Op den Hertooch des leuens wilt mercken Ga naar margenoot+
Hy was oock vleesch ende bloet
Een mensch weest dit wel vroet
Als wy behaluen die sonden
Hy voelden zijn smart en wonden.
9 So zijn vleesch die verrottinghe niet sach Ga naar margenoot+
So en sullen die zijnen niet steruen
Al moeten sy lijden sonder verdrach
Waer door sy die croon verweruen
Die rechtueerdighe sielen zijn, Ga naar margenoot+
Al in Gods handen fijn
Die pijn des doots salse niet raecken, Ga naar margenoot+
Godt wilse heerlijck maecken.
10 Lieue broeder die in wellusten leeft
Sijn leuendich doot eylacy Ga naar margenoot+
Ghedenct wat onderscheyt dat dit heeft
Al lijdt ghy nu temtacy
Al tlijden van desen tijt och Ga naar margenoot+
Acht Paulus niet weerdich noch
| |
[pagina 138]
| |
Ga naar margenoot+ By die vruechden ghelijcket te werden
Salich zijnse die volherden.
11 Mijn lieue broeder gedenct doen wy
Ga naar margenoot+ Na den loop des werelts leefden
En waren van dat cruys Christi vry
Ga naar margenoot+ Wt deen sonde in dander sneefden
Elck ons beminde hier
Doen ghenaeckte ons dat eewige vier
Waer van wy nu zijn ontslaghen
Maer wy moeten die hetten draghen.
12 Hier groet ic mijn lieue broeder me
Wilt dit in danck ontfanghen
Weet dat ick dit wt liefden de
Mijn wensch en hertelick verlangen
Is met v also seer
Ick beuele v die goede Heer
Dit slechte moet ick v schicken
Of het v'wat mochte verquicken
|
|