Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Ick wil my gaen verhuegen.Dat 15. Liedeken.EEn nieuwe liet wilt hooren
In desen benauden tijt
Tot troost van godts wtuercoren,
Dat sy hier in desen strijt
Ga naar margenoot+ Niet werden quijt
Maer dat sy hoort mijn sangen
Ga naar margenoot+ Nae cort respijt,
Toch vollen loon ontfanghen.
| |
[pagina 71]
| |
2 Wie Christus woort aenuaerden
Is hier druck toegheseyt Ga naar margenoot+
Christus bracht opter aerden
Dat swaert so hy wtleyt,
Wie hem bereyt
Tot Christus discipel wil maken Ga naar margenoot+
Moet hoort bescheyt
Hem seluen eerst versaecken.Ga naar margenoot+
3 Alst wel staet inden landen
Vans pays nering en ghewin
So zijn des menschen vianden Ga naar margenoot+
Sijn eygen huysghesin,
Druck weynich min
Was voormaels op godts knechten
Also ick vin
Veel lijden die oprechten.
4 Abel is doot ghesleegen
Een man van goede faem,
Isaac blintheyt ghecregen
Out was hy, die soo naem
Jacob ick raem
Die most voor Esau vlieden, Ga naar margenoot+
Joseph bequaem
Most haer gheuanckenis lijden.
5 Op aerden is ghecomen
Een dier tijt seuen Jaer lanck Ga naar margenoot+
| |
[pagina 72]
| |
So dat Jacob den vromen
Ga naar margenoot+ Sant soonen hoort mijn sanck
Ga naar margenoot+ Door hongers dwanck
Ga naar margenoot+ Daer sy haer broeder vonden
Ga naar margenoot+ Die viel haer [...]ranck
Ga naar margenoot+ Dat sy bekenden haer sonden
6 Aen hem gheschiet wilt achten
Ga naar margenoot+ Dat sy hem hadden vercoft
Ga naar margenoot+ Haer Vader sy droefheyt brachten
Waer in hy was seer bedocht
Doent wert ondersocht
Ga naar margenoot+ Heeft Joseph dat vergeuen
Gheen wraeck hy socht
Ga naar margenoot+ Gods wille dat toe gheschreuen.
7 Nu voort op mijn propoosten,
Hoe dat godt menichmael
Sijn volck wel conde troosten
Hy heeftse generael
Ga naar margenoot+ Met zaet cleyn smael
Ga naar margenoot+ Ghespijst wel veertich Jaren
Dranck hoort mijn tael
Ga naar margenoot+ Gaf godt wt steen die scharen.
8 Siet hoe die Heer can voeden,
Broot hebben sy daer ontbeert
Die cracht godts wilt beuroeden,
Ga naar margenoot+ Sy hebben ghemurmureert
| |
[pagina 73]
| |
Tvleesch seer begheert Ga naar margenoot+
Godt gaf haer Quackels met hoopen
Wie Godt tempteert Ga naar margenoot+
Haer nues quam tvleesch wtloopen.
9 O Christelijcke nacy
Neemt hier exempel aen Ga naar margenoot+
Wacht v voor murmuracy
Als sommighe lieden hebben ghedaen
Sy zijn vergaen
Nae tvleesch gestraft seer swaerlijck
Tot ons vermaen Ga naar margenoot+
Is dit gheschreuen claerlijck.
10 Tot v is nu mijn spreecken,
So wie wat ouerschiet
Doen dese waren ghestreken
Door die Jordane siet Ga naar margenoot+
Doen sachmen niet
Dat zaet meer neder dalen Ga naar margenoot+
Daer hoort mijn liet
Was cost om gelt te halen.
11 Moyses heeft achter ghelaten
Gheseyt van straffe groot
Als sy den armen vergaten Ga naar margenoot+
Dat sy souden behoeuen broot
Van honghers noot Ga naar margenoot+
Haer eyghen kinderen eeten,
| |
[pagina 74]
| |
Christus laet bloot
Op desen sin oock weten.
Ga naar margenoot+ 12 Vant eeuwige vier ghy rijcken
Inden hemel vergaert v schat
Barmherticheyt laet blijcken,
Denct wat ghemeynschap waer dat
Deen sou wesen sadt
En dander honger lijden
Ga naar margenoot+ Gheeft wort niet madt
Wilt tegen die giericheyt strijden.
13 Heer geeft ons goede gauen
Ga naar margenoot+ Na yeghelicx roep ghemeyn,
Diet heeft te deelen haer hauen
Ende vanden arbeyt pleyn
Ghy gaeft niet cleyn
V arme lijdtsaemheden
Armoede reyn
Hebben vrome wel gheleden.
14 Sy woonden in speloncken
Ga naar margenoot+ En gingen met vellen ghecleet
Die ionghelingen water droncken
Ga naar margenoot+ Moes aten sy vintmen breet
Vry vlijtich weet
Ga naar margenoot+ Sy wouden haer niet besmetten
Aen eenen beet
Ga naar margenoot+ Al teghen des Heeren wetten
| |
[pagina 75]
| |
15 Ghy vromen zijt verduldich
Wie dat aertsche goet hier spaert Ga naar margenoot+
Die en sal niet zijn onschuldich
Al voet haer godt eenpaert
Godt heeft seer waert
Tgeen datmen doet den armen Ga naar margenoot+
Godt seer aenuaert
Als hem gedaen wilt mercken. Ga naar margenoot+
16 Godt heeft seer weert den armen
Daer Jacobus schrijft af
Wie dese niet ontfermen Ga naar margenoot+
Verwachten een groote straf
Maer daer is caf, Ga naar margenoot+
By arme en rijcke tsamen
Wie vrolijck gaf
Godt kent zijn volck met namen. Ga naar margenoot+
17 Elyas heeft ghewandelt,
Hier in dit aertsche dal
Gheen spijse veel ghehandelt
Die dagen veertich ghetal Ga naar margenoot+
Den vromen sal
In soberheyt godt noch prijsen Ga naar margenoot+
Godt dede hem al
Door eenen rauen spijsen. Ga naar margenoot+
18 Tobias ongheloghen
Godtvruchtich dooden begroef Ga naar margenoot+
| |
[pagina 76]
| |
Most hier neemt dit voor ooghen
Ga naar margenoot+ Oock staen al inden proef
Sijn goets beroof,
Heeft hy moeten verdraghen
Tot zijn behoef
Creech hy nae sommige daghen,
19 Daer nae is hy gheworden
Ga naar margenoot+ Noch blint den vromen man
Sijn soon dat was den derden
Ende leefden alleen daer van
Ga naar margenoot+ Dat zijn wijf wan
Niet meer wist hy voor handen
Och vrienden dan
Ga naar margenoot+ Dat goet in verre landen.
20 Dit was niet om zijn sonden
Alsomen leest dit vaet
Eylacy had hy geen vrienden
In zijnen armen staet
Noch troost noch raet
Dat hy zijn soon most senden
Al opter straet
Ga naar margenoot+ Vant hy een onbekenden.
21 Dat was denghel des Heeren
Ga naar margenoot+ Haer onbekent dat pas
Laet ons niet murmureeren
Godt helpt zijn volck wel ras
| |
[pagina 77]
| |
Sara die was
Doch int ghebet seer droeuich Ga naar margenoot+
Dit al ghenas
Godt, doort ghebet ghelouich. Ga naar margenoot+
22 Godt can slaen ende heelen
Voort Paulus reen doorgront
Broeders dat mede delen Ga naar margenoot+
Vergeet tot geender stont,
Gheeft dat ghy cont Ga naar margenoot+
Op dat ghy nae dees tijden
Wt Christus mont
Hoort comt ghebenedijden. Ga naar margenoot+
23 Nu vrienden allegader
Hout my ten besten dit
Betrout toch godt den vader
Die inden hemel sit,
Waeckt ende bidt Ga naar margenoot+
Godt weet mijns harten wenschen
Als een swack lidt
Ist met die Christen menschen
24 Nu zijt den Heer beuoolen
Strijt vroom in deser vur,
Wie van Godt niet en dolen
Verwachten soet naet suer Ga naar margenoot+
Christus natuer
Sijn wy gheworden deelachtich Ga naar margenoot+
| |
[pagina 78]
| |
Ist dat wy puer
Ga naar margenoot+ Behouden zijn wesen crachtich.
|
|