Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijC Nae die wijse: van den eersten Psalm int guese psalm boeck.Het 16 Liedeken.Een zeer vruchtbaer geloue, wensch ick dijn
Mijn zeer hart grondelijcke suster fijn
ghy die in uwen Jonckheyt zijt gecomen
In des heren gemeent, v met den vromen
Vereenicht hebt eenen lichaem te zijn Ga naar margenoot+
Nu godt wilt ons stercken op dit termijn
2 Ick hoor v begeerte groot om een liet
by my is doch weynich wijsheyts aensiet.
Ick moet op des Heeren goetheyt nu dencken Ga naar margenoot+
En daer door den iuecht tot stichtinghe wat schencken
Dat sullen sy hoop ick, doch singen niet
Dan dattet tot stichtighe en godts prijs gheschiet
3 Die Jonckheyt is seer geneghen tot vruecht
En tot des werelts lusten en genuecht,
Maer sy sal vergaen na Johannes leere Ga naar margenoot+
hierom hebt v lust in die wet des heeren
Dach ende nacht aenhoort, o ionghe ieucht, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 68]
| |
Op dat ghy v vruchten voort brengt in duecht
4 Wilt Dauid zijn eersten Psalm verstaen
Wel hem seyt hy, wilt hier doch acht op slaen
Ga naar margenoot+ Die niet en gaet inden raet der godloosen
Noch treet op den wech der Sondaers oft boosen,
Noch sit byden spotters hoort dit vermaen
Die sal in gods vrese wel blijuen staen.
Ga naar margenoot+ 5 Dat sy haer vruchten sullen brengen voort
Tot haerder rechter tijt seyt Dauid hoort
Mijn lieue suster wilt doch hier op ramen
Oock die met Christus hem noch wil versamen
Die moeten aenmercken des heren woort
Ga naar margenoot+ Om recht te beginnen de niewe herboort
6 Daer gelt nu geen wet, noch besnodenisse claer
Dan een nieu creatuer tis openbaer
Int doopsel begrauen na Paulus reden
Indien dat wy zijn sonder hant besneden
Door die aflegginge der sonden swaer
Dat wy nu Godt vroom dienen allegader
7 Jacobus een Apostel hoort die sprect
| |
[pagina 69]
| |
Den rechten gods dienst dat hy ons ontdect
Den armen in haren noot te besoecken
Is den rechten gods dienst, heeft hy gesproken Ga naar margenoot+
Ende hen te houden heel onbeulect
Van dese werelt so seyt hy perfect. Ga naar margenoot+
8 O ionghe Juecht hier nu toch wel op let,
Dat ghy v hier mocht houden onbesmet
Van dese werelt, wilt toch hier na pogen
V liet haer houerdy groot, en lust der oogen Ga naar margenoot+
O iuecht v sinnen daer niet op en set
Maer laet v licht,hier in doch lichten bet. Ga naar margenoot+
9 Josyas den coninc weerdich veel prijs
Jonck van Jaren maer nochtans ghelesen heel wijs
Doen hy hadde ghehoort dat wetboeck Ga naar margenoot+
Heeft hy hem daer nae siet also bewesen
Als dat hy in zijnen verstant was grijs
Maer Esau gaf veel om en cleyne spijs. Ga naar margenoot+
10 Siet dees twe Jonghelingen schelen veel
Die sotheyt van Esau blijct toch geheel Ga naar margenoot+
O ioncheyt verstaet toch mijnen verhalen
Ghy mocht wel verstandich worden of dwalen Ga naar margenoot+
Hierom soect die wijsheyt het schoon iuweel
| |
[pagina 70]
| |
Op dat in Godes rijck mach zijn v deel
11 Siet Jacobs dochter die verloor haer eer,
Ga naar margenoot+ Om dat si heeft gheuolget haer begeer
En wilde die dochters des lants aenschouwen
Ga naar margenoot+ Waer wt bloetstorting quam en oock veel rouwen
Aenmerct toch die dochter van Jeptha meer
Goede exempelen dienen ons seer.
12 Weest nu godt beuolen op dese tijt
Ic groet v hier mede waer dat ghy zijt,
Dit slecht vermaen neemt van my in waerden
Ende laet ons den heer doch hier op aerden
Ga naar margenoot+ Recht soecken dat is ons sielen profijt
Nu beueel ick v Godt ghebenedijt.
|
|