Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Dat 13. Liedeken.C Na die wijse: Ick stont maer huyden morgen, so heymelijck op een oort.EEn liet moet ick v senden
Wt liefden dese reys
Hoe wel wy noyt en kenden
Malcander na den vleys
Ga naar margenoot+ Ick hoop na Paulus woorden plein
Dat wy veele te samen
Ga naar margenoot+ Een lichaem zijn ghemeyn.
2 Den Soone gods verheuen
Ga naar margenoot+ Die is dat lichaems hooft
Sijn leden werden verdreuen
Ghemartelt haer goeden berooft
Die hem die sorch beueelt is wijs
Ga naar margenoot+ Is dat lichaem niet beter
Seyt Christus dan spijs.
3 Mijn liefste laeten wy hier soecken
Dat rijcke Gods voor al
Christus die heeft ghesproken
Siet dat haer worden sal
Ga naar margenoot+ Gheworpen toe, hier wel op siet
Al dat haer is van noode
Hier aen en twijfelt niet.
4 Men vint in veel manieren
Al van Gods gracy claer
Al doemen moste vieren,
| |
[pagina 57]
| |
Den acker dat sevenste Jaer
Leuiticus vijfentwintichste hoort, Ga naar margenoot+
So bracht dat seste Jare
Voor drie Jaer vruchten voort.
5 Dit is wilt hier op mercken
Gheschiet tot onser leer Ga naar margenoot+
Christus dat hooft der kercken,
Geeft nu zijn Bruyt veel meer
Een schaduwe heeft die wet gheweest Ga naar margenoot+
Van den toecomende goeden
Al somen claerlijck leest.
6 Noch cont die Heer wel spijsen
Veertich Jaren Israel Ga naar margenoot+
Dit wil ons onderwijsen
Inwendich en wterlijck wel Ga naar margenoot+
Lichamelijck so gheschiede dat
Christus seyt dat hy seluer
Dat rechte broot is plat. Ga naar margenoot+
7 Veel vinden wy van desen
Hoe godt de zijne voet
Al die den Heere vresen Ga naar margenoot+
Ontbreken ghenen goet
Want die Godtsalighe oeffeninge heeft Ga naar margenoot+
Beloften van dit leuen
Die lieuen Apostel schrijft.
8 Kinderen op te voeden
| |
[pagina 58]
| |
Tis veel al van een vrou
Maer godt can haer ghemoeden
Wel stercken al zijnse flou
Ga naar margenoot+ Die moeder in die Machabeen
Heeft niet haer seuen Soonen
So vromelijck ghestreen
9 Dit slechte neemt in waerden
Hier mede groet ick v
Ga naar margenoot+Laet ons op deser aerden
Malcander gedencken nu
Want wy een broot een lichaem zijn
Ga naar margenoot+ Waer op dat wy ghebruycken
Dat teycken broot en wijn.
|
|