Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijC Na die wijse: Broeders en susters en vreest toch niet.Dat 12. Liet.Een Liet wil ick beginnen
Ter liefden de bedrute harten en sinnen
Die daer nu zijn so veel
Het goet is te verwinnen
Al benouwet v dat heel
Ga naar margenoot+ 2 Tgoet is te verwinnen hoort desen
Maer na dees tijt sal geen genade wesen
O lieue menschen fijn
Is v siel al ghenesen
Wilt dit ghedachtich zijn.
Ga naar margenoot+ 3 Ghy segt meest allegader,
Christus heeft ons versoent met zijnen vader
Ga naar margenoot+ Maer acht toch op zijn woort
Dat ghy moet comen nader
Ga naar margenoot+ Die rechte nieuwe herboort.
4 Johannes die wilt hooren
Ga naar margenoot+ Ten si dat yemant wort van nieus herboren
Hy en mach Gods rijck niet sien
| |
[pagina 53]
| |
En wilt v niet verstoren
Dat ick dit seg v lien.
5 Ghy Mannen ende vrouwen,
Verstaet waerom v, dit wort voor ghehouwen
Het schiet wt liefden puer
Wilt ghy op Godt betrouwen
So leeft na die Schriftuer.
6 Aenschout Gods wonder daden Ga naar margenoot+
Godt spijsde veertich Jaer met cleyne saden
Jacobs gheslachte pleyn
Die Heer vol van ghenaden
Gaf dranck al wt den steyn.
7 Doemen die seuenste Jaren
Dat lant most vieren na schrifts verclaren Ga naar margenoot+
Dat seste Jaer verstaet
Liet Godt die vruchten vergaren
Voor drie Jaren dit wel vaet.
8 Elias heeft veertich daghen
Geleeft al met een brootken hoort gewagen
Dat den Engel hem wees ras Ga naar margenoot+
So sober conde hy hem draghen
Die man gods op dat pas.
9 Hoe sent die heer zijn gauen
Elias is gespijst al van een Rauen Ga naar margenoot+
Al in den tijt der noot
Die Heer can voeden en lauen
| |
[pagina 54]
| |
Seer wonderlicken groot
Ga naar margenoot+ 10 Christus heeft spijse ghegeuen
Een groote menichte soo daer staet gheschreuen
Van weynich broot en visch
daer zijn noch ouer ghebleuen
Also veel coruen wis
Ga naar margenoot+ 11 So wie na Christus reden
dat rijcke gods soect, met zijn gerechticheden
Weet dat haer worden sal
Gheworpen toe beneden
dat sy behoeuen sal.
12 Al die den heere vresen
Ga naar margenoot+ die en hebben geen gebreck, al so wy lesen
Aen gheenderley goet
Bekeert v nu tot desen
Die Siel en lichaem voet.
13 Waer al v schaed verwonnen
Ga naar margenoot+ En dat nieuwe leuen niet begonnen
Als die heere com subijt
Wat salt dan baten connen
Als al die werelt crijt.
Ga naar margenoot+14 Den dach comt wilt het gheloouen
die branden sal als een ouen
Hoort Petrus oock net
Ga naar margenoot+ die elementen bouen
Sullen smelten vander het.
| |
[pagina 55]
| |
15 Na Malechias schrijuen Ga naar margenoot+
daer sal noch tack, wortel ouer blijuen
Ghy saecht hier al wat vrij
O Mannen ende Wijuen,
Ten ghelijcket daer niet by.
16 Daer is knersinge der tanden Ga naar margenoot+
Haer worm sal niet steruen of branden
Noch haer vier niet wt gheblust
Die werelt sal haest tot schanden
dan zijn met al haer lust.
17 Gods volck sal triumpheren
In groter vruecht, met witte syden cleren
O menschen wilt opstaen
Keert tot den Heer der heeren
Hy en sal v niet versmaen
18 Wilt toch wt Babel scheyden Ga naar margenoot+
Totten nieuwe herboort wilt v bereyden
Waeyt niet met alk wint
Laet v niet langer leyden
Al van die Leytsluy blint.
19 Dit liet most ick v schencken
Ofs yemant hier door creech een achterdencken
dat is mijn wenschen siet Ga naar margenoot+
dat ghy hier na mocht blencken
Want mijn iammert v verdriet
|
|