Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdHuon de Bordeaux,een ridder uit Bordeaux, is een van de drie hoofdpersonen uit een chanson de geste uit de 13e eeuw, Huon de Bordeaux, naast Huons leenheer »Karel de Grote en de elfenkoning Auberon, Huons beschermer. Hoewel dit chanson de geste in de tijd van Karel de Grote speelt, ontbreekt een historische kern. Huon de Bordeaux is een fictioneel verhaal, samengesteld uit motieven van diverse herkomst, waarin het avontuurlijke en wonderbaarlijke een groot aandeel heeft. De tekst, waarschijnlijk in Picardië door een anonieme dichter geschreven, is populair geweest in Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Engeland. Het verhaal verloopt als volgt. Karel de Grote doet tijdens de hofdagen in Parijs afstand van de troon ten gunste van zijn zoon Karlot. Bij deze gelegenheid beschuldigt een verrader, Amauri de Viés Mes, Huon de Bordeaux en diens broer Gérart van plichtsverzuim, omdat zij afwezig zijn op de hofdagen. De broers reizen op bevel van de koning naar Parijs, maar lopen in een hinderlaag van Amauri en Karlot. Amauri had Karlot namelijk opgestookt om samen met hem wraak te nemen op de broers, omdat zij hem, Amauri, benadeeld zouden hebben. Karlot verwondt Gérart. Huon doodt op zijn beurt de koningszoon, die hij echter niet had herkend omdat deze zijn wapenschild had bedekt. Met zijn gewonde broer vervolgt Huon zijn reis. In Parijs belooft Karel Huon dat, mocht degene die Gérart zo heeft verwond worden gevonden, hij deze zeker zal straffen. Als even later het lijk van Karlot door Amauri wordt binnengedragen, vergeet Karel deze belofte en wordt Huon van moord beschuldigd. Huons familieleden nemen het voor hem op, maar Karel is niet voor rede vatbaar. Huon moet in een gerechtelijke tweekamp tegen Amauri zijn onschuld bewijzen. Hoewel Huon de strijd in zijn voordeel beslist, blijft Karel een verzoening met zijn vazal weigeren. Hij wil Huon verbannen, omdat Amauri voor zijn dood geen publieke schuldbekentenis heeft afgelegd. Karel komt op zijn veroordeling terug als de pairs uit protest het hof verlaten, maar hij stelt wel een voorwaarde aan de verzoening: Huon moet naar de emir Gaudisse in Babylonië reizen, de eerste man die hij aan de tafel van de emir aantreft het hoofd afslaan, vervolgens Gaudisses dochter Esclarmonde driemaal kussen en tot slot de baard en de vier hoektanden van de emir opeisen. Samen met elf ridders vertrekt Huon. Onderweg sluiten zich nog twee personen bij het gezelschap aan: Garin de Saint-Omer en Geriaume. Beiden hebben Huons vader goed gekend. Tijdens zijn avontuurlijke reis krijgt de held hulp van de wonderlijke koning Auberon, die hij ontmoet in een woud dat gelegen is tussen Jeruzalem en de Rode Zee. Auberon schenkt hem twee voorwerpen: een beker die onbeperkt wijn verschaft aan degene die zonder zonden is, en een ivoren hoorn waarmee Huon Auberons leger te hulp kan roepen wanneer hij in nood verkeert. De koning drukt Huon op het hart oprecht te zijn en zijn regels niet te overtreden. Zodra Huon liegt of een zonde begaat, zal hij Auberons | |
[pagina 179]
| |
bescherming verliezen. Na enige tijd komen de ridders in de stad Tormont, waar zij in conflict komen met Oede, de heer van de stad, die christenen haat en een oom van Huon blijkt te zijn. De strijd wordt met behulp van Auberon en diens leger in Huons voordeel beslist. Hierna komen de ridders bij het kasteel Dunostre, dat bewoond wordt door de reus Orgueilleux. Huon weet het kasteel binnen te dringen en de reus te doden. Hij komt zo in het bezit van een harnas dat de drager tegen elke verwonding beschermt en bevrijdt de jonkvrouw die daar gevangen werd gehouden. Huon laat de ridders bij de jonkvrouw achter en vertrekt alleen naar Babylonië om zijn opdracht uit te voeren. Een bode van Auberon, Malebron, draagt hem over de Rode Zee naar Babylonië. In een reeks avonturen slaagt Huon erin zijn opdracht te volbrengen en verwerft hij bovendien de liefde van Esclarmonde. Zijn ridders, die ongerust zijn geworden, arriveren intussen ook in Babylonië, zodat ze gezamenlijk de terugreis kunnen aanvaarden. Voordat het gezelschap vertrekt, verbiedt Auberon Huon iedere omgang met Esclarmonde voordat zij in Rome gehuwd zijn. Nauwelijks is het schip uitgevaren of Huon overtreedt dit verbod. Een geweldig noodweer breekt los, waardoor het schip vergaat en het gezelschap uiteengeslagen wordt. Na vele verwikkelingen vinden allen elkaar in de stad Aufalerne terug. Op een Frankisch schip verlaten Huon, Esclarmonde en de ridders de stad. Via Brindisi reist het gezelschap naar Rome, waar Esclarmonde wordt gedoopt en met Huon in het huwelijk treedt. Terug in Frankrijk wordt Huon opnieuw slachtoffer van een complot. Zijn broer Gérart is tijdens Huons afwezigheid met de dochter van een verrader getrouwd en vreest dat hij, nu Huon terug is, zijn verworven macht zal moeten afstaan. Samen met zijn verraderlijke schoonvader Gibouart lokt hij Huons gezelschap in een hinderlaag. De ridders worden gedood en Huon, Esclarmonde en Geriaume worden gevankelijk naar Bordeaux gebracht. Hierna rijden de verraders naar Parijs om Karel te melden dat Huon in Bordeaux verblijft. De koning ontsteekt in woede, omdat hij Huon verboden had Bordeaux te betreden alvorens in Parijs te zijn geweest om te bewijzen dat hij de opdracht had uitgevoerd. Met zijn baronnen reist hij naar Bordeaux om Huon te berechten. De situatie ziet er slecht uit voor de held, want de baronnen zien geen mogelijkheid om Huon van de doodstraf te redden. Zij vermoeden verraad maar kunnen niets bewijzen. Slechts één persoon is hiertoe in staat: Auberon. Onverwacht verschijnt de elfenkoning in de zaal. Hij bewijst Huons onschuld en laat Gérart en Gibouart ophangen. Karel verzoent zich nu met Huon, die in al zijn rechten wordt hersteld. Auberon benoemt Huon tot zijn opvolger. Over drie jaar zal hij gekroond worden en zal Auberon sterven. Na deze woorden vertrekt Auberon naar zijn feeënrijk en keert Karel naar Parijs terug.
Dit avontuurlijke chanson de geste, geschreven in tienlettergrepige verzen, is overgeleverd in drie bijna volledig en twee fragmentarisch bewaard gebleven handschriften. Al deze handschriften, behalve een van de fragmentarische, gaan op dezelfde voorbeeldtekst terug. De datering is omstreden: in de meeste handboeken wordt het gedicht rond 1225 gedateerd, maar ook een latere datering, ca. 1260, wordt verdedigd. Hoewel de avonturenreis van Huon een groot deel van het verhaal beslaat, mag het toch een echt chanson de geste worden genoemd. De reis staat namelijk in dienst van het juridische conflict tussen de autoritaire Karel en zijn vazal. De jeugdige Huon is in het begin zeker niet van nalatigheden en overmoed vrij te pleiten, maar naarmate het verhaal vordert, wordt hij een steeds betere ridder. In het oudste handschrift, uit het midden van de 13e eeuw, treffen we alleen het verhaal over Huons verbanning aan. In de jongere handschriften zijn behalve de Huon de Bordeaux nog andere avonturen van deze held | |
[pagina 180]
| |
opgenomen. In de tweede helft van de 13e eeuw werden er namelijk nieuwe gedichten gemaakt, waarin de verdere avonturen van Huon en Esclarmonde en die van hun nageslacht centraal staan, en groeide het gedicht uit tot een omvangrijke cyclus. Het verhaal over de jeugd van de elfenkoning Auberon (Le Roman d'Auberon) fungeerde als een proloog op de cyclus, die in zijn meest complete vorm (ruim 32.000 verzen) in een handschrift uit 1311 is overgeleverd. Huon de Bordeaux heeft in deze redactie een lange nawerking gehad, tot ver in de 19e eeuw. In de 15e eeuw werd een prozabewerking gemaakt van een gedeelte van de cyclus. Van deze prozabewerking (daterend uit 1454 volgens het colofon van de oudste druk) is geen manuscript bewaard gebleven, maar we weten dat Filips de Goede een exemplaar in zijn bibliotheek had. In de 16e eeuw werd de prozabewerking gedrukt en tot ver in de 19e eeuw bleven er nieuwe drukken en herdrukken verschijnen (ten minste 32). In de 18e eeuw bewerkte graaf Tressan, redacteur van de Bibliothèque Universelle des Romans, de prozatekst voor de genoemde reeks. Hij bracht in zijn bewerking hier en daar andere accenten aan, waardoor het liefdesverhaal meer op de voorgrond kwam te staan. Dit is ook het geval in een 15e-eeuwse bewerking in alexandrijnen. Het verhaal bleef in wezen hetzelfde, maar de tekst bevat vele kleine varianten ten opzichte van de tienlettergrepige redacties en is bovendien ingekort. Daarnaast voegde de bewerker twee omvangrijke interpolaties in de Huon-tekst in (Huon et Callisse en Combat contre les géants) en verbond hij de Huon-tekst harmonisch met enkele continuaties uit de cyclus. In een ander 15e-eeuws handschrift daarentegen staan de continuaties inhoudelijk en grafisch los van Huon de Bordeaux. De enige middeleeuwse rijmbewerking van het Oudfranse chanson de geste buiten Frankrijk moeten we in het Nederlandse taalgebied zoeken, en wel in Vlaanderen. Van dit gedicht, Huge van Bordeeus genoemd, zijn slechts fragmenten over (ca. 1500 verzen), die uit vier verschillende codices afkomstig zijn. Deze fragmenten dateren uit de 14e eeuw en vertegenwoordigen een en dezelfde versie van het verhaal, die echter sterk afwijkt van de Franse traditie. In deze versie wordt de vorst uit Babylonië (hier sultan genoemd) niet gedood, maar gevangengenomen en naar Frankrijk gebracht. Daarnaast treffen we verschillende personen en gebeurtenissen aan die in de Franse teksten ontbreken. De veranderingen ten opzichte van het Oudfranse chanson de geste zijn wellicht het gevolg van de verwerking van elementen uit enkele continuaties en andere Middelnederlandse verhalen door de dichter. Het Middelnederlandse gedicht maakt de indruk nog langer te zijn geweest dan het chanson de geste, dat toch ook al zo'n 10.500 verzen telt. Naast de rijmversie bestaat er een prozaroman, waarvan twee 16e- en twee 17e-eeuwse drukken bewaard zijn gebleven. De oudste overgeleverde druk is ca. 1540 bij Willem Vorsterman te Antwerpen verschenen. De prozatekst staat, in tegenstelling tot de rijmtekst, dicht bij de Franse traditie. De Nederlandse prozaroman is echter veel korter dan de Franse vers- en prozateksten. Zo ontbreekt de juridische problematiek bijna volledig. Bovendien zijn de Oudfranse continuaties niet in Nederlands proza bewerkt; alleen een Huyge van Bourdeus verscheen in druk. In Engeland werd Huon de Bordeaux bekend door de vertaling van John Berners (Lord Bouchier) uit ca. 1525. Omstreeks 1534 verscheen deze vertaling in druk. De Engelse tekst is een getrouwe vertaling van de Franse prozaroman uit het begin van de 16e eeuw. Door de vertaling van Berners werd Oberon in de Engelse literatuur geïntroduceerd. We komen de elfenkoning tegen in het werk van Edmund Spenser (Faerie Queene, 1590-1596), waar hij geïdentificeerd kan worden met Hendrik viii, voorts in Robert Greene's toneelstuk James iv (ca. 1591), in Ben Jonsons Oberon, the Fairy Prince (1610) en in Shakespeares A Midsummer Night's Dream (tussen | |
[pagina 181]
| |
Illustratie op een tekstboekje bij een aantal middeleeuwse marionettenspelen voor kinderen, waaronder Huon de Bordeaux, van het theater van het Musée de la Vie Wallonne te Luik.
1594 en 1596). In dit laatste toneelstuk heeft de elfenkoning, samen met zijn echtgenote Titania, de meeste furore gemaakt. Er zijn verschillende aanwijzingen waaruit blijkt dat het chanson de geste zelf ook als toneelstuk is opgevoerd. Zo lezen we in het dagboek van een zekere Philip Henslowe, iemand die veel contacten in de theaterwereld had, dat in 1593-94 in Londen door de compagnie van de Earl of Sussex een toneelstuk met de titel Huon of Burdeux werd opgevoerd. Dit stuk is echter niet overgeleverd. Ook in Frankrijk zou het chanson de geste als toneelstuk op de planken zijn gebracht. Op 14 december 1557 zou een verzoek tot het parlement zijn gericht om het stuk, dat blijkbaar verboden was geweest, te mogen opvoeren. Het gezelschap van Molière zou het Jeu de Huon de Bordeaux in 1660 driemaal hebben opgevoerd. Helaas is ook dit toneelstuk niet overgeleverd. Het mag opmerkelijk worden genoemd dat we aanwijzingen hebben voor toneelbewerkingen van Huon de Bordeaux, omdat het Franse theater niet of nauwelijks gebruik heeft gemaakt van middeleeuwse epische stoffen. Huon de Bordeaux wordt nog altijd gespeeld in de poppentheaters in Luik, die in de 19e eeuw ontstaan zijn. In deze theaters is de epische traditie wel in stand gebleven. De spelers baseren zich op teksten die verschenen zijn in de ‘Bibliothèque bleue’. Opmerkelijk is de opera Holger Danske van F.L.A. Kunzen, die in 1789 te Kopenhagen in première ging, op tekst van I. Baggesen naar Christoph Martin Wielands Oberon. De librettist verving echter Huon door Holger Danske als pair van Karel de Grote; verder hanteerde hij de gebruikelijke Oberon-Titania-stof. Het verhaal van Oberon bleek in de 19e eeuw een inspiratiebron voor romantische componisten. Het bekendste muziekstuk is de opera van Weber, die op 12 april 1826 in Covent Garden in Londen in première ging. Librettist Planché baseerde zich voor de tekst op Wielands Oberon. Wieland gebruikte voor zijn versvertelling uit 1780 in veertien zangen | |
[pagina 182]
| |
(later ingekort tot twaalf) de ingekorte bewerking van Tressan en bracht enkele wijzigingen in het verhaal aan. Huon moet de hoektanden en de baard op de kalief van Bagdad veroveren en diens dochter Rezia driemaal kussen. Net als in het chanson de geste wordt hij geholpen door Oberon, die hier echter een meningsverschil met Titania heeft omdat zij een overspelige vrouw in bescherming had genomen. Hij kan zich pas met haar verzoenen als een mensenpaar de idee van de zuivere en standvastige liefde heeft vervuld. Huon en Rezia moeten deze opgave volbrengen. De Oberon-Titania-handeling heeft Wieland aan Shakespeare ontleend en met het Oudfranse gedicht verbonden. Hij stelt Huons opdracht hierdoor in een ander licht. De Zwitserse schilder en tekenaar Füssli liet zich inspireren door Wielands Oberon. In 1804 en 1805 schilderde hij ‘Huon bevrijdt Angela met de toverring’ (privé-collectie Zürich) en ‘Huon en Rezia, zich in zee stortend resp. verenigd’ (privé-collectie Wädenswill). Tenslotte komen we het echtpaar uit Shakespeares toneelstuk ook nog tegen in Arthur van Schendels roman Meneer Oberon en Mevrouw (1940), waar het echtpaar zich in de stad Haarlem ophoudt. Ook dit echtpaar heeft een meningsverschil: Oberon vindt de wereld onbegrijpelijk geworden en de mensen zondig. Hij wil niets meer met hen te maken hebben. Titania gelooft wel dat er nog goede mensen zijn. Zij haalt Oberon over om één mensenpaar onder hun hoede te nemen en het te leiden naar het geluk. Deze Hollandse Oberon staat ver af van zijn ‘epische’ voorganger: het is een burgerlijke heer geworden aan wie nauwelijks te merken is dat hij van de goden afstamt. m. lens edities: Guessard/Grandmaison 1860; Greg 1904-08; Ruelle 1960. |
|