ven, maar ziet gelukkig de wonderlijke vlam uit de mond van de slapende Havelok wanneer ze op een nacht wakker ligt en treurt over haar onaangename levensomstandigheden. Ook ziet ze op zijn schouder een schitterend kruis van rood goud. Een engel verschijnt en bevestigt haar in haar hoop door haar te vertellen dat Havelok van koninklijken bloede is, en voorspelt dat zij samen over Denemarken en Engeland zullen regeren. Zij gaan nu, met de drie zonen van Grim als trouwe volgelingen, naar Denemarken, waar ze onder de bescherming komen van de machtige graaf Ubbe. Ook aan Ubbe worden de tekenen van Haveloks koninklijke afkomst geopenbaard, waarop hij Havelok als koning erkent. Samen nemen zij de usurpator Godard gevangen, die tot de strop veroordeeld wordt, waarna Havelok tot koning gekroond wordt. Dan keert hij met het Deense leger terug naar Engeland en gaat bij Grimsby aan land. Godrich wordt verslagen en gevangen genomen. Goldeboru verschijnt dan op het strijdtoneel om aanspraak te maken op de Engelse troon, en de Engelse adel erkent haar als de nieuwe koningin. Na de terechtstelling van Godrich volgt het kroningsfeest van Goldeboru en Havelok.
Het bovenstaande berust op de genoemde Middelengelse versie uit het begin van de 14e eeuw. De oudst bekende versie van het verhaal is te vinden in de Histoire des Engleis, een kroniek van de Anglo-Franse schrijver Geffrey Gaimar (ca. 1150); een andere Anglo-Franse versie van het Havelokverhaal is het anonieme Lai d'Haveloc, ook uit het midden van de 12e eeuw. Tussen dit Lai en de Middelengelse versie bestaan opmerkelijke verschillen, waarover zo dadelijk meer.
De Middelengelse dichter heeft een duidelijke structuur in het verhaal aangebracht. Deze structuur wordt mede bepaald door de parallelle ontwikkelingen in Engeland en Denemarken aan het begin en de daaropvolgende wisselingen van de plaats van handeling. De dichter heeft ervoor gezorgd dat deze wisselingen voor zijn gehoor herkenbaar waren: telkens als er een wisseling van de plaats van handeling van Engeland naar Denemarken en andersom is, mengt hij zich met een persoonlijk woord in het verhaal, meestal met de roep om een glas bier. Deze pauzes op natuurlijke momenten in het verhaal maken het aannemelijk dat het verhaal niet in één ononderbroken zitting werd verteld.
De oproep van de dichter om een glas bier te drinken duidt op een ander belangrijk aspect van het gedicht: het gaat hier niet om een hoofs gedicht of om een gedicht dat bedoeld was voor een hoofs publiek, maar veeleer om een gedicht dat werd voorgedragen in een herberg, wellicht door een rondtrekkende minstreel, voor een publiek dat uit gewone mensen bestond. Argumenten voor het niet-hoofse karakter van Havelok zijn onder meer het feit dat Grim in Havelok een eenvoudige visser is, terwijl hij in het Anglo-Franse Lai d'Haveloc (een hoofse roman) een baron is, en het feit dat tijdens het door Godrich in Lincoln bijeengeroepen parlement geen riddertoernooi wordt gehouden, maar spelen voor het gewone volk worden georganiseerd.
De eerste twee episoden in Havelok gaan over op elkaar gelijkende gebeurtenissen in Engeland en Denemarken: dat hier tweemaal melding wordt gemaakt van ellende en ongeluk, benadrukt de tegenstelling tussen de hulpeloosheid van de jongeren (Goldeboru, Havelok) en de macht van de volwassenen (Godrich, Godard). Deze tegenstelling is een directe verwijzing naar twee belangrijke elementen van de plot: de ontwikkeling van een verlies naar het herwinnen van het verlorene en de ontwikkeling van onvolwassenheid naar volwassenheid. Door aan het begin van het verhaal snel achter elkaar jongeren te koppelen aan een verlies geeft de dichter niet alleen het thema van het verhaal aan, maar ook hoe het zich verder zal ontwikkelen. De ontwikkeling van een verlies naar het herwinnen van het verlorene wordt in het verhaal afgebakend door twee versregels die bij-