Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Stem van Epicurus Nu komt de nacht over den diepen tuin en zijn geheimen, die wij daags betraden, - reeds rijst de maan voorbij de cederkruin, wit valt het licht op perk en slingerpaden. De vrienden rusten - ik wil dezen nacht alleen zijn met de strenge sterrebeelden, mij zelve peilend - wat ik heb gebracht aan wie met mij de volle jaren deelden. Zij kwamen, blinden in hun vurig streven - maar wie mijn gaarde en mijn wet verkoos heb ik der wijsheid held're spreuk gegeven: voor al uw pijlen zij geluk de roos. Ik zag hun zin in manlijkheid zich richten; zij wonnen bij het rijpen van den tijd dien blik, gewet aan vrijheids vergezichten, waaraan ik klaar de mijnen onderscheid. Gedachten vonden ongeweten banen - hoe vlàmden zij bij 't kruisen van elkaar! - van woord en weerwoord ruischen deze lanen en van vervuldheid is de nacht er zwaar. [pagina 75] [p. 75] Beladen tuin, die draagt het zoet verzamen der vrienden, in uw stilte is het goed het kostbaar snoer te tellen van hun namen, nu nadert wat hun liefde niet vermoedt. Vorige Volgende