Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Een liedje van het water Ik lag den lieven langen dag tusschen het bloeiend fluitekruid; er zweefde een liedje voor mij uit, nu hoort naar wat ik zingen mag: Wie nooit den lieven langen dag bij 't spiegelklare water lag, zijn uur is kort, zijn vreugd heeft uit, - want nimmer zag hij wat ik zag tusschen het bloeiend fluitekruid. Wie naar het klare water gaat hem zullen de oogen opengaan, want zeker zal hij hier verstaan - geknield tusschen wat groeit en leeft - hoe God het schoonste zingen geeft bij water, bloeiend kruid en riet om niet! - Vorige Volgende