Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Na den dag Nog bergt de grond gegiste zon warm onder 't harsig naaldtapijt, - een dierenspoor heeft naar de bron en deze stilte mij geleid, - het spat wat fijne zilverigheid - De dag was ongemeten wijd, ik ben doorgloeid van wat ik won, - vandaag was het of nieuw begon de aarde in oorspronkelijkheid. En óók het vers, waarop ik zon, - hoe werd het zóó van zelf bevrijd, elk woord of het niet anders kon volstrekt in zijn aanwezigheid. Het ligt zoo glanzend uitgespreid in 't effen rijm, dat het omspon en gaaf in zijn beslotenheid; - de hartslag van een verre bron rimpelt het even en verglijdt. - Is dichten slechts aandachtigheid? - Vorige Volgende