Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] De fluit Voor Titia Langeveld. Ik ken op aarde geen geluid zoo zuiverend als van de fluit, een open landschap brengt het mij jong in de tinten groen nabij, - schaduw en licht gaan in en uit. - Is het de oorsprong van het hout dat in zich nog besloten houdt de boom, gevormd in ring na ring, het loover in zijn fluistering, het ruischen dat zich wijd ontvouwt? Hoor, in de ebben schacht verdoken, dit stroomen, donker en gebroken, een oerklank stamelend bevrijd, een zingen in aanvankelijkheid en dolen, prevelend gesproken. Een adem schiep de eerste mensch en nu bezielt hij naar zijn wensch dit hout - met rijzen en met dalen formeert het tastend ademhalen de tonen. Langs hun zuiv're grens [pagina 19] [p. 19] de reeksen, ijl omhoog getogen en als in strak azuur ontvlogen zoo licht en bovenaardsch ontstegen, - dan dalend in een speelsch bewegen tot milder wending omgebogen. Een heuvelland komt in het licht, fijn bloeiend gras, trillend gezwicht, een oeverbocht, het zilver stroomen van een rivier, gehuifde boomen; rondom het strenge vergezicht der naaldhoutbosschen - Wat bewoog er onder de satijnen boog der treurwilgtakken? Aangeloopen, teer en verwonderd in het open riviergras dit figuurtje, - hoog sloeg er een vogel, parelend klaar - er viel een vak van zon - en paar na paar, een losse rand kwam te bewegen in het land; dansende, dwalend door elkaar, [pagina 20] [p. 20] met in ontglippen en ontmoeten een prille drift, een huiverzoete ontvoering - Uit het verre loover waait een versluierd roepen over, een lachen vlucht op lichte voeten, een rank, een speelsche fantasie. D'aanvankelijke melodie wordt strak, in effen trant hernomen en trekt voorbij - een naderkomen van 't afscheid, dat ik wenken zie. Een nauw gewaagde klank - nog even huivert een ademtocht van leven langs de versmalde parelrij der gaten - maakt zich stijgend vrij - dan dooft omfloerst het lichte zweven. Als ging het leven zelve uit zoo is het ons nu dit geluid verstierf - wij zien elkander aan, nog toevende. - Vorige Volgende