deugen; niet deugen voor de vreemden en ook niet voor de vrienden, en dat ze nooit hadden moeten worden gedrukt, veel minder herdrukt... 't geen allicht het geval kan zijn met meer dan een. Immers, zoogenaamde intieme gedichten - genietbaar of verstaanbaar alleen voor belangstellenden, die den Dichter, cum suis, kennen van nabij, ik achte evenals gij dat men wijzer doet ze stillekes voor zich en de zijnen te houden. Intieme poëzie - zij is alléén dan voor ruimer kring van lezers - en lezeressen vooral! - geschikt, wanneer de toon, door eigen bijzondere ondervinding van weelde of smart aan het dichterlijk gemoed ontlokt, zoo van-zelf als een lach of een traan, tevens de ware en schoone uitdrukking is van het menschelijk gevoel (algemeen-menschelijk mogen wij niet meer zeggen), zoodat hij een teedre snaar doet trillen in veler gelijkgestemd hart. In dat geval ontleent de poëzie hare waarde niet aan het ik van den dichter - gij kunt er temet het uwe voor in de plaats stellen - noch aan de omstandigheden, noch aan den datum, noch ook hieraan, dat wat zij u bezingt of schildert wezenlijk gebeurd is, neen, maar zij heeft hare waarde in zich-zelve, omdat zij - in meerdere of mindere mate - het hart en het leven raakt. Hoeveel of hoe weinig nu sommige dichtjes van intiemen aard, uit dagen van weleer, in dit boekske bewaard, aan deze voorwaarde voldoen - dit staat natuurlijk niet aan mij te beslissen. Slechts toonen wilde ik u, dat ik heb nagedacht over de eischen, die de kunst stelt aan de intieme Poëzie, zal zij haar dulden in het publiek. Zoo mijn vrienden nu in dit bundeltje sommige gelegenheidsdichten zullen missen, die zij er misschien wel een plaatsje in hadden gegund, de oorzaak is dat de bewuste verzen mij aan deze eischen volstrekt niet schenen te voldoen. Onbekende lezers - kunnen ze mij niet danken voor 't geen ik hun op dit gebied schonk - mogen mij, dit bedenkende, ten minste dankbaar zijn voor 't geen ik hun onthield. En dit stemme hun oordeel zacht! Want ach, niet slechts sommige, maar de meeste versjes uit vroeger tijd, die ik hier mijn landgenooten aanbied....
‘De meeste dezer verzen en dichten, het zijn en blijven toch nog maar Onder-onsjes!’ fluistert nevens mij een geestige en geniale Kritiek, die onlangs, als in 't voorbijgaan, met dezen éénen trek een goed deel onzer