Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] De beste Vriend. Ik heb een vriend met ijzren hand En koel gebiedend oog; Met recht gevoel en kloek verstand, Doch vaak wel norsch en droog. Zijn woord voor mij, zijn wil is wet, Zijn wenken is gebod; Wee! zoo mijn ziele zich verzet - Hij rooft mij elk genot. Hij sloort mij soms in 't zaligst uur, Bij lust en feest en lied; Als in de weelde der natuur Mijn droomend hart geniet. [pagina 207] [p. 207] Hij jaagt mij van de liefste plek, Hoe zoet de morgen lacht, En sluit mij op in 't eng vertrek, Daar lastige arbeid wacht. Hij dwingt mij kalm te zijn en sterk, Terwijl mij 't harte bloedt; En als ik ween, dan zegt hij: werk! Als ik niet kan: gij moet! Hij baart mij strijd, hij geeft mij rust In zorg of zweet verdiend; Hij is mijn Last, hij is mijn Lust, Mijn Plaag en toch - mijn Vriend. Want volg ik hem, dan rondom mij Schept hij mij vrede en licht, En stemt mij 't hart zoo ruim, zoo vrij... Hoe is zijn naam? - Do Plicht. Vorige Volgende