Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Bij Meer-en-berg. De morgen lacht, de koeltjes zweven, De hemel straalt van liefde en licht; Stil, statig uit de schoone dreven Rijst Meer-en-berg, 't gewijd gesticht. Ach, droeve plek! Hier breekt u 't harte Van weedom, die de weelde stoort: Bedrogen hope, en zonde, en smarte Vereent haar offers in deze' oord. Nochtans, vanwaar die glans van vrede, Die op dit huis der jammren daalt, Daar 't landschap stil, als in gebede, Gods goedertierenheên verhaalt? [pagina 127] [p. 127] 't Is omdat Hij, die eens Zijn armen Tot al wat leed heeft uitgebreid, De Zoon, vol goddelijk erbarmen Daar binnen licht en troost verspreidt. 't Is wijl een heilige gedachte Van liefde en hoop hier werkt en leeft; 't Is wijl de mensch van Gods geslachte, Hier ín zijns redders voetspoor streeft! O zoet, weemoedig-zoet aanschouwen, Dat vredig huis, die kerk, die hof.... Ik groet u, heilge Godsgebouwen, Geen schooner Tempel rijst in 't stof! Mijn oog ziet op! mijn ziele luistert! Uw steenen spreken, God tot eer! En 't koeltje door de dreven fluistert: Aanbid en hoop; hier is de Heer! B. 1858. Vorige Volgende