Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Voorjaarsliedje. Lente lacht in onze dalen! 'k Durf niet treden in mijn hof, Vol van geuren, kleuren, stralen, Zonder liedeke van lof. Met de takken, met de knoppen, Loopen al de meisjes uit, En de jonge boezems kloppen Voor de milde Lentebruid. Vreugde, liefde, trooste, zegen Brengt zij in haar bloemkorf meê, Al haar vrienden aêmt zij tegen Levenslust en hemelvreê! [pagina 46] [p. 46] Nu, de kranke mag weêr hopen, - Kan men sterven in de Mei? - Zijn gevangenis gaat open, En hij ruikt de groene wei! 't Geemlijk oude-vrijersharte, Vol gemaakten vrouwenhaat, Voelt een wonderzoete smarte: Peinst: het is toch nooit te laat. 't Stijve bestje komt zich warmen, Lachend, in den zonnegloed; En in 't kluisje van Gods armen Daalt weer levensvreugd en moed. Lente, voor uw zegeningen, Looft, wie zestigmaal u zag; En - mijn kind, voor haar seringen, Dankt u met haar liefsten lach. Ik - o, troost en vreugd der aarde 'k Min, ik groet u duizendmaal. Zend mij nu ook, in mijn gaarde Toch een enklen nachtegaal. Vorige Volgende