Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Aan Iedereen. Als u het hart tot spreken dringt, Zoo spreek! Maar wat gij spreekt of preekt of zingt, Hou' steek! Nooit rake uw bol, wat zeng of zied, Van streek! Kort, krachtig zij uw toast, uw lied, Uw preek! Geef nimmer, zonder zin of slot, Geluid! En snoer, beleefd maar vrij, den zot Den snuit! Zeg, wat gij meent, waar plicht gebiedt, Recht uit! [pagina 182] [p. 182] De dwaas alleen verschiet om niet Zijn kruit! En zoo uw Proza rolt en staat, Hoezee! Maar zoo gij straks in 't Rijm vergaat, O wee! Wees met uw stijl, zoo flink, zoo vrij Tevreê! Want proza, man, en Poëzij Zijn twéé! Gij, Zanger, wien de boezem brandt, Hef aan! Uw lied zij ons een vriendenhand Of traan! Maar weg met ijdle dichtersmart En waan! Gezond zij hoofd en harp en hart - Verstaan? Geef, Meester in de kunst, kritiek, Maar wik! En scherm niet voor uw eigen kliek Of ik! Ei, gun den dommen dwaas geen rust, Pik, prik! Maar schreeuwt ge uit nijd of luim of lust, Zoo - stik! [pagina 183] [p. 183] Weet, wat gij zegt; denk, eer gij schrijft Of dicht; Maar zoo gij eeuwig wischt en wrijft, Zoo zwicht! Een warkop, wat hij broedt of doet, Ontsticht; Een helder hoofd, een rein gemoed Brengt licht! 1850. Vorige Volgende