Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Vliegevreugd en Dichtersmart. Och, mijn plannen, och mijn droomen! 't Rijk der muggen is gekomen, En de vliegen, zonder tal, Geven in mijn zonnig huisje, In mijn warm en stoffig kluisje, Wesp en bij haar zomerbal. 'k Ben van nacht schier opgevreten, Uitgezogen, stukgebeten, Door een kannibaalsche mug; En, sinds de eerste morgenglansen, Hoorde ik niets dan vliegen dansen, Die ontwaakten versch en vlug! [pagina 146] [p. 146] Voor dat razen en dat snorren, Voor dat blazen en dat knorren Is mijn meisjen al gevlucht: Voor haar steken half bezweken Zijn de zangstertjes geweken En verdwenen in de lucht! Monstervliegen, helsche koren Springen om en in mijn ooren; - In mijn haren, in mijn hals Danst een hommel, woest van minne, Met de vliegenkoninginne, Een afgrijselijke wals. Hoor ze tieren.... kijk ze zwieren In mijn boeken en papieren, In mijn melk en op mijn brood, In mijn inkt en in mijn suiker, In mijn vruchten.... op den ruiker, Die een trouwe hand mij bood.... 'k Ben de monsters nagevlogen, Dorst naar 't witte bloed in de oogen, 'k Heb ze op stoelen nagewipt; Eén doorboorde ik, twee versloeg ik, Drie vermoordde ik, vijf verjoeg ik, Eén zelfs heb ik.... doorgeknipt! [pagina 147] [p. 147] Ondertusschen, nieuwe drommen Rukten aan met turksche trommen, En een Simson ben ik niet: - Op het werken is geen kijk meer; 'k Ben geen kwart ideetje rijk meer En prozaïsch van verdriet. O, genade voor den zanger! 'k Zing en zie en denk niet langer, Afgemarteld, afgesloofd.... Legioenen vliegen gonzen, Item Almanakken bonzen Op mijn leêg en brekend hoofd! 1850. Vorige Volgende