Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] In de Bibliotheek van een Liefhebber. Geleerdheid grijnst van alle kanten Hier door een stemmig donker heen: Ach! met de eerwaarde folianten In perkament, als achtbre tanten, Ben ik, zoo jong, niet graag alleen. Hu! ijzegrimmige kwartijnen, Gij staart mij zoo verschriklijk aan, Als waar' hij erger dan profaan, Die aan uw saaien schuifgordijnen Zijn wuften handschoen durfde slaan. [pagina 133] [p. 133] 't Is boek van onderen tot boven! Hier groeien boeken uit den grond: Ai help! ik voel mij zoo bestoven, Als relden al die filozofen Gelijk uit hun papieren mond! Hij, die dees achtbre rijen schikte, Bouwde eens aan Babels toren meê; Hier hebt gij de oudheid, stof op sneê! En - hoe ik van de titlen schrikte - Verwarring is hier 't groot idee. Ik zou vergeefs mijn vrienden zoeken, Ik heb geen moed en geen pleizier; Het is of gij uit alle hoeken Mij toebromt, o pedante boeken: ‘Gij zijt geen boek, wat doet gij hier?’ Hoor! De oude grenen kasten kraken, De meester komt..... het vunze stof Dampt naar de zoldring duf en dof! Ik mag mij uit de voeten maken, Ik voel een bitsen schouderklop, Ik zie twee opgesperde kaken..... De boekeneter eet mij op! 1849. Vorige Volgende