Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] De Handdruk. O, tintel' uw hart in den druk van uw hand: Ik dank voor een vinger twee, drie! Ik walg van een kneepje, koket en pedant, Een pink van een man van genie.... En, vrindlief, uw bevende, klevende hand Is waarlijk mijn antipathie! Verstijve de hand, die den hoveling speelt; Beleefde, vernedrende hand! Verdorre de hand, die verraderlijk streelt; 'k Voel liever een klauw of een tand! Den handdruk, die louter een ‘gunstje’ verbeeldt, Dien wijs ik bepaald van de hand! [pagina 101] [p. 101] Ik weiger uw handje zoo keurig en teêr, Mij angstig en huivrend geboôn! Ik vraag u geen handschoen; ik weiger die eer, Al waart gij Jouvin in persoon! Uw harige rechte, mijn Bello! zegt meer, Dan 't pootje zoo keurig, zoo schoon! Een hand zonder zenuw of leven of kracht, 't Is onzin, 't is laster, verraad! Een ledige vorm, dien de liefde veracht, De vriendschap, de geestdrift versmaadt! De hand, die mij treft, die mijn lijden verzacht, Die hand zij een druk, zij een daad! Neen, 'k vraag u geen woorden, geen ijdel verhaal, Uw hand zij mij tolk van uw hart! Uw handdruk, mijn vriend, zij welsprekende taal, Bij weêrzien en blijdschap en smart! Ja teeder en trouw, of veêrkrachtig als staal - Uw hand zij de tolk van uw hart! Een hand zij een pand van een hartlijk gemoed, Waarachtige troost in den rouw! Gastvrijheid, uw welkom, uw zegen, uw groet, Het zegel der liefde, der trouw. En - 't kusje te-met zij verleidende zoet - Uw handdruk zij heilig, o vrouw! Vorige Volgende