| |
| |
| |
[1850]
[8 januari 1850]
Letterk. Museum
's-Gravenhage
Map BI-W. Boeken
Aan W. Backer
's Gravenhage 8 January 1850
Dingsdag middag.
Weledelgeboren Heer en Vriend,
Daar krijg ik eindelijk Uw brief van Zaturdag: het spijt mij verschrikkelijk dat ik dien niet eerder heb gekregen, want nu heb ik U misschien in verlegenheid gebracht en toch geheel zonder mijn schuld. Ik kan ook niet beloven, dat ik Maandag lezen zal of mag of kan, want ik ben dood af na de vermoeienis van gisteren. Het stuk is veel te lang en te zwaar voor mij. Uw aanbieding is mij overigens zeer vereerend en lief - maar ik zou mijn gezondheid ruineren met haar te nemen. Ik lees vooreerst stellig in geen zes weken. Ik wenschte dat ik dezen brief door de lucht naar U toe kon doen vliegen, maar zie daar geen mogelijkheid op. Intusschen hope ik dat Gij nog bij tijds mijn antwoord zult krijgen.
Wees overtuigd van mijn hoogachting en vriendschap en verwijt niets aan de dienstvaardigheid van Uw Dienaar en Vriend
P.A. de Génestet.
in gloeiende haast.
| |
| |
| |
[23 maart 1850]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-7a
Aan G.J. de Clercq.
Mijn Gideon,
Wees gij zelf en Scholte gewaarschuwd dat ik Maandag 25 Maart in plaats van 8 April in de Maatschappij optreden zal.
De kaartjes zal ik U morgen toezenden.
t.t.t.
P.A. de G.
Zaturdag
23 Maart.
| |
| |
| |
[11 juni 1850]
Letterkundig Museum
te 's-Gravenhage
Aan de Graaff.
Lieve Vriend,
Wilt Ge ons verplichten met inliggenden brief zoo spoedig mogelijk aan Alex te doen bezorgen?
Wij weten niet of hij bij U is of ergens anders, maar Gij zult het waarschijnlijk wel weten. Hij moet komen pleiten.
Is alles goed afgelopen?
Ik ben in stad voor mijn examen. Hebt ge mijn brief in tijds ontvangen? - Ik schrijf u in groote haast.
Steeds Uw
P.A. de Génestet.
Amsterdam
11 Juny 50
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-5h
Aan G.J. de Clercq.
My dear!
Morgen Avond half negen feest bij van Eeghen, den Puikert - Verschijn - wordt gerekend op een vers van U -
Eeuwig de Uwe
Peter.
Maandag Avond.
| |
| |
| |
[12 juni 1850]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-6f
Aan G.J. de Clercq.
Ami Chéri,
Indien Gij van avond thuis blijft kom ik tegen half tien bij U, begeerende U en de Uwen te zien, met zeer uitnemend groot verlangen.
t.t.
P.A. de G.
Donderdag 12 Juny
des namiddags vh.
| |
| |
| |
[24 juni 1850]
K.B. 's-Gravenhage
Aan S.J. van den Bergh.
Lieve Vriend,
Ik heb allerlei kleinigheden geknoeid maar niets bijzonders. Gij moet nog wat geduld hebben. t'Is zoo warm geweest dat een mensch niets uit kon voeren. Ik heb verlangd naar een brief van U - maar Gij hebt het vast heel druk? - Ik amuseer mij volmaakt heerlijk - maar ik ben na al de afgelopen drukten wat indolent. Mijn leventje was van de week een variatie op het zoete liedje: ‘Dolce far niente!’-
Alleen repeteer ik Goethe en dat avanceert. Schrijf toch eens spoedig een lettertje. De groeten aan de Vrouw. Ik vind de vrouw van Pilatus magtig mooi, van greep en idees en dispositie
de Uwe
De Génestet.
Bloemdaal
24 Juny 50
| |
| |
| |
[28 juni 1850]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-4e
Aan G.J. de Clercq.
Vrijdag Nacht.
Beste Vriend!
Liefste schrijf ik aan Adriaan; - foei waarom zijt ge niet even ten mijnent geweest, - ik was maar twee dagen in stad; en er was zooveel bijzonders gebeurd. Ik heb U nog den gantschen Avond gewacht. Ach, het spijt mij zoo, dat ik weer naar Buiten moet; - Papa, Mama, Alex zijn op reis; en ik heb hier die twee dagen zoo'n zacht leven gehad met ‘my sweet sister’ --- o lieve Gie - wie is rijker dan ik? - Waarom doet het geluk zoo'n pijn?
Adriaan zal u veel vertellen. Troost Tip - t'is bespottelijk, - omarm hem. Aanst. week moet ik U spreken. Gegroet en gehanddrukt van
Uw innigsten Vriend -
P.A. de Génestet.
ik moet naar bed.
28 juni 1850
| |
| |
U.B. Amsterdam
Handschriften afd.
Ei-1i
Aan G.J. de Clercq.
Vrijdag morgen
28 Juni 50.
Beste Gideon,
Ik geef aanst. Zondag aan de meisjes en aan mij zelf een Beets-partij.
Gij - hoewel geen meisje - moogt ook meê. Ik neem de ‘sozieebel’ van Jans en heb zes plaatsen te begeven, vier er in, een op de bok, een in de kat. Mijn eerste plan was u Zondag morgen en passant van den eersten trein te halen - maar dan komen wij voor de dames te laat in de kerk. Kom nu Zaturdag avond per laatsten trein, als ge kunt en wilt! De Beetspartij kan niet uitgesteld, want Beets gaat aanst. week naar Hemmen voor drie weken en - Goosje blijft maar tot woensdag hier. Als ge eerst Zondag morgen komt - dat me spijten zou - wandel dan naar Heemstede en rij, nà de preek, met ons naar buiten. Doch weet, dat het veel pliezieriger is Zaturdag avond te komen. Zend voor 3 uren, vóór 12 nog beter! morgen Zaturdag VOOR 3 uren namelijk, een lettertje bij Antoine wat ge doet en doen kunt.
Als Ge mij niet aan den trein vindt dan komen wij U stellig tegemoet op de Kleverlaan. Ik spreek maar van den laatsten trein -- doch kunt ge om half vijf - dan zijt ge niet minder welkom en buiten vindt gij eten en drinken.
o lieve Gie, een brief met afspraken verveelt mij altijd zoo gruwelijk en ik zit er zoo op te toveren! Heb je me
| |
| |
wel begrepen? Ik denk dat gij Zaturdag avond per laatsten komt. Wij amuseren ons gloeiende hier; van de week heb ik natuurlijk nog niet veel uitgevoerd - maar dat zal wel komen. Goosjen is heel lief en vrolijk en groet U; Henriette zal U bepraten in plaats van op een Zondag een dag in de week met mij naar het Haagje te gaan - want Zondag kan ze den s.s. niet missen. Gisteren hebben Henriette en Goos en mijn persoon een visite bij Beets gemaakt, nog al aardig. Groet Aad van mij en zeg hem, dat hij gaauw eens hierkomt - Groet den beminden Scholten en echtgenoote van mij.
Vergeet natuurlijk niet Uw eigen lieve familie van mij te groeten.
Het spreekt van zelf, dat ik U groet met een broederlijken handdruk, in de gezegende verwachting U Zaturdag te zien. Ik ben zoo knorrig als een spin, want sinds een groot half uur snort er een monstervlieg in de kamer, die mij dol maakt.
Geheel Uw
P.A. de G.
| |
| |
| |
[27 juli 1850]
U.B. Leiden
Zet. K. 114 1 XII
Aan Mej. A.L.G. Toussaint.
Bloemendaal 27 July 1850
Dichteres van ‘Lauernesse’ enz!
Zoo op t'oogenblik ontfang ik Uw briefje, daar ik onuitsprekelijk gelukkig meê ben - al is het ook de ‘noodkreet’ van een Redactrice. Maar ik haast mij U te melden dat ik niet de onhoffelijke ben, die U dien noodkreet ontlokt heeft. de Heer Beyerinck heeft mijn versje bij de fantazie van den Heer Kruseman al sinds verleden jaar. Is het misschien verloren geraakt onder zijn papieren? Als ik mij wel herinner luidde het als volgt:
Daar vloeit een geur van liefde en Zegen,
Van jong geloof en jonge Jeugd,
Van zielevrede en levensvreugd
Van 's Kunstenaars zuiver doek U tegen:
En als ge uw blik nog onverzaad
Verliefd, vertederd en bewogen,
Van deze blijde, vriendlijke oogen
En dit zachtmoedige gelaat,
Weer in de koude wereld slaat,
Dan voelt Gij zooveel diepe smarten
Alsof gij 't beste deel uws harten
Bij 't lieve beeld uit 't droomgebied
Der Kunst voor eeuwig achterliet.
Ik meen ten minste dat het zoo was, maar ik wil altijd graag zelf de proef zien...De Hr Beyerinck heeft mij altijd om kleine stukjes geplaagd - daarom heb ik U nooit veel meer dan bladvullingen gezonden - maar ik kan U thans
| |
| |
of later een kleine dienst bewijzen met iets méér, dan heeft de hooggeschatte Redactrice maar te bevelen aan hem, die met opgewondenheid voor de talenten van de Auteur en met achting voor de beminnelijkheid der Vrouwe, de eer heeft zich te noemen
Haar dienstwilligsten dienaar
P.A. de Génestet.
P.S. Mijn brief is haastig; vergeef mij t'Is kerktijd en de brief moet weg, met den bode - Ik mogt U niet laten wachten. krijg ik s.v.p. proeven van alles?
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
U.B. Leiden
afd. Westerse handschriften
Map 179 5, VI bl 105
Aan A.C. Kruseman.
Amice,
Ik heb gisteren avond een tweede editie van mijn versje geschreven, die mij beter bevalt. Ik zal u die morgen of overmorgen zenden of zelf brengen. Het laatste kouplet is wat duister en de maat vind ik leelijk - te veel in één gedrongen. Zend het dus nog niet op. Geloof mij
t.t.
P.A. de G.
Donderdag.
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
U.B. Amsterdam
Reveil-archief
Aan A. da Costa.
Lieve Vriend,
ik weet niet of gij wel eens gehoord of ondervonden hebt, dat men des Zaterdags in groote huishoudens minder lekker eet, dan andere dagen - ja! dat het diné zich soms wel eens bepaalt tot aardappelen en koud vleesch, en gort met stroop toe. Ik, die bijzonder materieel ontwikkeld ben, kan mij met die gewoonte ‘noode’ vereenigen en ben er toch dikwijls het rampzalig slachtoffer van. Ik houd wel van gort en stroop, maar vind de nasmaak bepaald smerig en onaangenaam, althans, ik besluit er niet graag mijn gastronomische oefening mee. Ik heb daarom ten einde mij van die nare gewoonte te troosten en met een frisschen zuiveren mond mijn namiddag-cigaar te kunnen rooken, een huis - of liever een buitenmiddeltje te baat genomen, van welks deugdelijkheid ik mij sinds drie Zaterdagen overtuigde.
t'Is namelijk om terstond na t'eten, dat ik vijf ure - want wij eten vroeg als gij weet - uit te knijpen en bij Hartmann de gort - en stroopsmaak, met ijs en marosquin te verjagen. Dan ga 'k meestal naar het Leesmuseum etc. Ook gisteren heb ik dien weg gevolgd: Gort met stroop - Hartmann - Leesmuseum - Variété's oesters en ale- mijn bed.
Ziedaar de aangename weg, dien ik gegaan ben - terwijl gij U een zeer onaangenamen naar mijn huis hebt getroost, - met een allerliefste invitatie, die ik van harte accepteer. Uw familie en Gij doen er mij ontzaggelijk veel genoegen meê - en ik grijp de gelegenheid gretig aan -
| |
| |
niet alleen om met Eduard nog eens aan den feestdisch aan te zitten - maar tevens om mijn langgewenschte entrée bij U en Uw familie te maken. Mag ik U er bij vertellen, dat ik denk te komen, met een opdracht en dankbaar hart, maar zonder verzen of toasten. Eduard krijgt nog een souvenir van mij - maar pas op 't laatst van de week; een kleinigheid. Ik heb er nu geen tijd toe en - mijn excursie van vrijdagavond heeft mij ongelooflijk vermoeid. Misschien ook moet ik vroeger weg, want Kees Kruseman is morgen bij ons - hij dineert zelfs hier - maar dat zal zich wel vinden.
Breng mijn dank over aan de Uwen en geloof mij, met bijzondere verplichting,
t.t.
P.A. de G.
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-5b
Aan G.J. de Clercq.
Thijs (fluisterend tegen Lee)
Typ, alles wel doordacht en alles wel bekeken
Is mij ten slotte nu zeer duidelijk gebleken...
Wat ik, mijn lieve Gie, 'k begrijp
Niet hoe je daaraan komt; ik wou alleen aan Typ
Nu Thijs, wat heb je mij te zeggen?
'k Verzoek je dat, aanstonds, welsprekend uit te leggen
Voor al de menschen; want je fluisterde verdacht...
Of ben je bleu misschien? - dat had ik niet verwacht;
En 't zou heel dom zijn, Weleerwaarde-zeer-geleerde
Aanstaande dominé van 't kuddeke van Heerde!
Als jij dan voor het eerst moet kans'len, hoe zal 't gaan?
Gie je bent laf: je hebt heel duidelijk verstaan.
| |
| |
We spitsten al - onze ooren;
We wilden dolgraag dat dispuutjen ook eens hooren,
Hèt leek een mooije speech. Kom ga naar bed, of steek
Typje, alles wel doordacht en alles wel bekeken,
Is ten slotte nu zeer duidelijk gebleken
Dat jij je goed houdt, - maar dat je eiegentlijk verdriet
En 't land hebt, is 't niet waar? je woudt wel huilen, niet?
Daar ben je nu aan toe met die land-huis-houd-kunde!
De hoevepret is uit: mijn boer en broêr, ik gunde
Je graag een beter soort....
Wat's dat nu voor een ui?
Maar mijn beste Gie, wat is dat nu voor een mallen
brief, dien ge mij schrijft? Ik word tureluursch,
woedend, helsch. Moet dan alles in de war loopen?
Gisteren heb ik mij plannetjen opgezet en afgeknoeid
voor den Student en den Landbouwer. Nu ga ik aan 't
uitwerken en overschrijven - en ja wel! Lee komt niet;
de familie in zak en assche;
Gij - het land! - ik - het land! allemaal het
land! wij, gescheiden door het Noodlot dezer
dagen!. - Ik heb geen vers voor mij zelf ook nog
en ben slecht gedisponeerd, door al 't mislukken.
Van daag komen v Geuns en zijn Vrouw bij ons -
Morgen zijn Henri en Jet buiten en onze Berty.
| |
| |
t' Is een zenuwachtige toestand. Henri
geloof ik, dat het niet heel pliezierig zal vinden
meê te spelen in die samenspraak en...ik zie
daar ook tegen op, om vele redenen. ‘och mijn
pliezier is er nu al weêr af’ - bromde Pieter
Stastok. en ik brom ook zoo. Ik zou Lida en
Diederik liever in een taart stoppen, dan
die lieve kinderen voor al de menschen iets
op te laten zeggen - zelfs niet in kostuum, want
daar hebben ze ook weinig gevoel voor. Als ik
mijn vers klaar had - zou ik niet met meer rust kunnen
denken en doen - maar alles brengt mij in de war.
Wil ik Woensdag middag in stad komen en willen
we middag en avond ons nog voorbereiden?
Of - voelt Ge, dat er iets in U woelt, kom dan
Maandag Avond bij mij. Vol liefde breng ik U
om 10 uur weêr op den trein. Van morgen
zou ik niets verwachten. De dag is te druk.
Goddank, dat wij bewaard blijven voor Ceremonie
meesters en officieele toasten! Groet de familie -
groet Scholten - wees gehanddrukt en geloof mij
Uw trouwe, maar nu geschokte en beroerde Vriend
Peter
Zaterdag, terstond
na ontvangst des Uwe
half tien.
P.S. Ik zie volstrekt niet op tegen een geïmproviseerde voorstelling met Sientje, Thijs, U, na een kleinde afspraak en repetitie, denk er eens over.
| |
| |
| |
[Augustus 1850]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-5c
Aan G.J. de Clercq
Augustus 1850
Beste Gideon!
Hier hebt Ge wat ik van morgen heb kunnen afkrijgen en overgeschreven heb. Wij zullen besluiten met een duet, dat ik in 't hoofd heb en morgen ochtend meêbreng. Ik heb nu geen tijd meer. Ik woû nog een regel of tien toast maken, waarvan wij elk de helft zeggen en dan vier regelen om samen te zingen. Ik geloof dat het nu nog al een aardig effekt zal maken. Voorts vind ik, dat wij het goed geschreven voor ons kunnen leggen, als wij eerst aan den gang zijn. Tot morgen half elf hope ik. Adieu
de Uwe
P.A. de G.
P.S. Gij moet dit nog eens
overschrijven, want ik leg
het mijne voor mij.
| |
| |
| |
[September 1850]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-5j
Aan G.J. de Clercq.
September 1850
Beste Vriend,
Met vreugd Vernam ik Dat Gij allen Maandag avond wel thuis zijt gekomen. Ik was waarlijk niet op mijn gemak. Gij hadt nog wel een briefje kunnen schrijven - met die nieuwe postwet. Het is als het ware ‘een bestiering’ geweest, dat die verschikking heeft plaats gehad! Wat zouden wij het Dingsdag naar en koud hebben getroffen. Wij zijn U eigentlijk dank schuldig.
Heerlijk dat zich allen goed geamuseerd hebben! - Het doet mij Ziels genoegen. Nu nog een woordjen over ons plan, van Donderdag. Que faire als het zulk onaangenaam weêr blijft en worden de avonden eigentlijk niet ál te kort? Hoe laat zal het feest bij ons afloopen? Ik maak slechts eenige bedenkingen die Gij moet wégen. Ik vind goed wat Gij goed vindt. Ik zou de rijtuigen bestellen - altijd onder voorwaarde dat Gij ze mogelijk liet afzeggen. Overleg, met het veel gezond Verstand dat U geschonken is, wát te doen. Wij zouden ook met een corps naar een of ander spul kunnen gaan? - Wat denkt ge daarvan? Ik zit half in het donker dit briefje te schrijven. Misschien staan al de zinnen verkeerd; ik schrijf op het gevoel. Groet allen van mij, die ons lief zijn. Woensdag hope ik U te zien. Schrijf mij een lettertje en geloof mij steeds
Truly Yours
P.A. de G.
| |
| |
Zondag avond
in donker
en haast.
Ik ben niet naar den Haag geweest, omdat Gerrit werken moest en liever een anderen Zondag woû. Adieu.
| |
| |
| |
[2 oktober 1850]
Aan A.A. Bienfait
2 october z.j.
Archief Delft
2 Oct. 1850
Lieve Vriend!
Indien ik mij niet vergis, zoo is het van daag de blijde dag, waarop Uw eerste schuldelooze levenskreet gehoord werd in het heelal. Ik feliciteer U zoo hartelijk als iemand, U alles goeds van boven en hiér beneden toebiddende, U nogmaals dankende voor de trouwe en hartelijke en broederlijke diensten, die Gij de vorige week aan mij en de mijne bewezen hebt en hopende dat de goede verstandhouding tusschen ons nimmer ofte nooit moge verstoord worden, gelijk zij toe nu toe niet verstoord is. Ik had gehoopt U gisteren nog eens te zien, maar mijn hope was ijdel. Zijt Gij heden in stad gebleven kom mij dan s.v.p. eens opzoeken tegen 2 uur; Na dien tijd ga ik er waarschijnlijk wel eens op uit. Ik denk morgen per trein van elf uur naar buiten te gaan. Geloof mij steeds, met broederlijke toegenegenheid,
de Uwe
P.A. de Génestet.
| |
| |
| |
[13 november 1850]
U.B. Leiden
afd. Westerse Handschriften
Map 1795; VI bl 106
Aan A.C. Kruseman
13 November 1850
Amice,
Gij zoudt mij bijzonder verplichten met eenige afdrukken van mijn ‘Dagelijksch Brood’ toe te zenden. Mag ik daar s.v.p. op rekenen, hoe eer hoe liever, natuurlijk? -
Als ik in Haarlem kom - hope ik U te zien en een uurtje met U te keuvelen.
't Zal van den winter nog wel eens gebeuren. Adieu, geloof mij, in Vriendschap
Gantsch Uw
P.A. de Génestet.
| |
| |
| |
[16 december 1850]
Letterkundig Museum
's-Gravenhage
Aan J.P. de Keyser
Amsterdam 16 Dec. 50.
WeleerwaardeZeerGeleerde Heer!
Ik Heb U in de maand September op straat te Amsterdam een klein versje beloofd voor Uw ‘Nederland’ vóór 1851. Hier is het. Ik zal U van 't jaar wel nog meer zenden - maar ik wil er geen honorarium van genieten omdat ik het primo niet noodig heb en secundo mijn verzen niet verkoop, daar ik ze zelf houden wil en 't kopij recht niet afsta aan den Uitgever van Nederland.
Voorts wensche ik u den besten zegen op al Uw werk - ook op Uw Tijdschrift, dat eenmaal - binnen kort - het béste moge zijn In Nederland. Neen, niet het beste, car ce n'est pas jurer gros - maar een goed, deugdelijk-perfekt.
Ik beveel mij zeer in Uw gewenschte Vriendschap en noem mij met oprechte hoogachting Uw Dr en V.
P.A. de Génestet.
|
|