| |
| |
| |
[1849]
[2 januari 1849]
K.B. 's-Gravenhage
424 B 2
Aan N.N.
2 January 1849
Weledele Heer en Vriend,
Hiernevens de kritiek van onzen Studenten Almanak. Ik heb het stuk gisteren ontfangen en van morgen overgeschreven. Ik voeg er den Almanak bij, en hoop voor den schrijver, maar in zonderheid voor de Redaktie van ons boekje, dat Gij het met de kritiek ééns zult wezen. Het ding was zoo slecht geschreven, dat ik er haast niet uit wijs kon worden, maar zonder veel krabben is 't nu toch gelukt.
Met achting en Vriendschap, heb ik de eer mij te noemen,
UEdsDW Dien...
P.A. de Genestet.
in haast.
denkt Gij eens aan Goethe s.v.p.?
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
U.B. Leiden
495 V, Bl. 154
Aan A.C. Kruseman
Amice,
Met mijn hartelijke dankzegging ontfangt Gij hier de Auroraas terug. Ik heb er heel veel pleizier van gehad. 'k Heb nog een paar kleine versjes bijna bladvullingen voor de Aurora geschreven, die ik dezer dagen aan vdBergh met een brief zenden zal.
Geloof mij met achting en verplichting
t.t.
P.A. de G.
Bloemendaal
Woensdag
| |
| |
| |
[12 februari 1849]
Letterkundig
Museum
's-Gravenhage
Aan A. Kruseman
12 February 1849
Weledelen Heer,
Den Heere Mr. Alexander Kruseman.
ZWEd.
Amicissime,
Ik heb een verzoek aan U van Tante: Maandag ik Oom jarig en zij wenschte hem een portefeuille te geven, zoo als ik van henriette gekregen heb, die gij gezien hebt, donker van kleur, zonder slot, met twee zakjes één open, één gesloten voor bankpapier, niet dik in den zak. Wilt Gij U met dien aankoop belasten en het ding s.v.p. Zaturdag opzenden? Als Gij maar aan Tognaca. zegt: een portefeuille, zoo als Jufvr. Bienfait (want hij kent haar) van de week hier gekocht heeft voor f 2. hij zal wel óver vragen, want dat heeft hij Henriette ook gedaan.
Weet Ge al dat Papa en Mama niet te Doorn komen, naardemaal er geen plaats is te vinden? Uw plan loopt dus mis. He en ik groeten U, dankende voor Uw lief dinertje van Woensdag. Ik zou nog wel wat schrijven maar mijn pen laat het mij niet toe.
Wij zijn hier heerlijk. Ik ben perfekt bij Breukman. - De boekjes van Bertus breng ik U meê aanst.week.
Tante groet U en rekent op uwe Zorg, Adieu. Steeds
Uw
P.A. de G.
Donderdag avond.
| |
| |
| |
[28 maart 1849]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
8. Aa no 1
Aan Heeren Gebrs. Diedericks
28 Maart 1849
Weledle Heer,
Indien mijn vers voor Uw Album ‘Stemme des harten’ nog niet ter perse is zoo verzoeke ik U het mij voor een dag of drie terug te zenden, daar ik het noodzakelijk nog verbeteren moet. Mogt het al ter perse zijn, zoo verzoek ik U, niet te vergeten mij een proeve te zenden, want daar zijn een paar regels in, die ik volstrekt veranderen wil. Niet twijfelende of Gij zult aan mijn verlangen voldoen, noeme ik mij, met achting
U Dw Dienaar
P.A. de Genestet
Keizersgracht ten huize
van den Heer J.A. Kruseman
No 200
| |
| |
| |
[30 maart 1849]
Gem. Universiteit
afd. Handschriften
Ei-6 g
Aan G.J. de Clercq.
30 maart 1849
Beste Gie, ik heb het soupé van dezen avond, na rijp beraad maar afgeschreven. Ik vind het onaangenaam laat t'huis te komen en Papa die nu s'nachts wat begint te slapen, wakker te maken. Ook is Ce qu'il y a eer tegen en ikzelf zie altoos na een avond - of nachtfeest tegen de weeën van den anderen dag op. het spijt mij, dat Gij de koorts gehad hebt en ik het vast niet heb mogen weten eer gij al weêr beter waart. Anders hadde ik U vast door zoete konversatie voor de bittere quinine pogen schadeloos te stellen. Heeft mijn vuilik om niet te zeggen, jockey dit briefje weêr zoo besmoezeld? papa is heel redelijk, heel mooi vandaag en de nacht is goed geweest. Ik ben very glad.
Gaan wij Zondag wandelen en morgen avond naar de Variéte's?
Fare well. Van de alpha tot de omega.
Uw P.
| |
| |
| |
[31 maart 1849]
Gem. Universiteit
Amsterdam, Handschrift
Ei-1 c
Aan G.J. de Clercq.
31 maart 1849
Amice Gideon,
Zoo wij morgen wandelen zullen wacht ik U ten twee ure bij mij, want als de familie naar 't nachtmaal gaat zal ik maar niet bij U komen koffij drinken. Hebt Gij ook een gulden of acht voor mij te leen en kunt Ge mij die laten bezorgen voor 4 uren want ik ben doodarm en kan geen geld ligten.
Het beste!
Vaar wel - als gij het niet missen kunt moet Gij het gerust in de steek laten.
Steeds tutus thus.
P.A. de G.
Groet S!!
| |
| |
| |
[3 april 1849]
Verzameling
H. v Hasselt-v. Rees
Aan A. Gildemeester
3 April 1849
Liefste Vriend,
Ik ga naar den Haag van morgen 11 uur. Ik wacht U morgen, Dingsdag, met den trein van half vijf uit Amst. Gij vindt mij aan den trein of in 't Bosscher Veerhuis. Zijn de plannen veranderd, adresseer mij dan een regeltjen in den Haag; ik logeer in mijn dierbaar logement. Doch ik reken stellig op Uw komst om dan verder samen naar Delft te gaan.
Vaarwel, tot morgen 6 uur, hoop ik.
t.t.
P.A. de G.
in haast.
| |
| |
| |
[6 april 1849]
K.R. 's-Gravenhage
130-g 41
Aan J.J.L. ten Kate
te Almkerk. (bij Woudrichem).
Amsterdam, 6 april 1849
Weleerwaarde zeer geleerde Heer,
Het strekt mij tot een waar genoegen, dat ik U een geringe dienst kan bewijzen met U de verlangde verzen voor Uw bloemlezing. af te staan. Zeker hadde ik U reeds vroeger geantwoord, indien ik niet van morgen pas Uw brief hadde gevonden, van 's Hage terugkeerende.
Met hoogachting noeme ik mij
UwEw Dw Dr
P.A. de Génestet.
in haast.
| |
| |
| |
[10 april 1849]
Gem. Universiteit
Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-1 d
Aan G.J. de Clercq.
10 April 1849
Beste Gie,
Ik had u zeker van morgen Uw vers al terug gezonden, maar ik heb geen pen in huis dan deze, waar ik U op het oogenblik mê schrijf en die niet bijzonder is. Ik kan niet zweren, dat ik van avond meê zal kunnen gaan, naar de Variétés.
Hebt gijl. dus andere planmen zoo gaat uw gang. Vaarwel
Steeds de Uwe
P.A. de G.
Ik her mij gisteren avond perfekt geamuseerd.
| |
| |
| |
[26 april 1849]
Archief Delft
No. 43
Aan A. Gildemeester
Donderdag 26 April 1849
Lefste Adriaan,
Zoudt Gij heden middag, half drie, niet vroeger en niet later s.v.p. ten mijnent willen komen? Ik zal zorgen dan thuis te zijn, van 't kollege. Wij kunnen gaan wandelen, als het weêr dat permitteert. Ik ben bezig het leven sancti Augustini te lezen, een aardige sjouwer! - Ik Wacht u ten half drie en omhels u in pen g eest, bij voorraad.
t.t.
P.A. de Génestet.
| |
| |
| |
[28 april 1849]
U.B. Amsterdam
afd. Handschriften
Ei-1 e
Aan G.J. de Clercq
28 April 1849
Reste Gideon,
Papa en Mama zijn te Driebergen, als ge weet. Van avond komen Henriette en Dien bij ons. hebt ge lust ook een oppositie te maken en een broodjen te blijven nuttigen? wat een woord!
Schrijf mij s.v.p. een antwoordjen en kom tegen 9 uur of zoo en kleed U niet chiek. Suze woû't graag weten of ge komen zoudt; als daar een brief voor haar ten uwen huize mogt zijn woû ze ook dat ge haar dien zoo spoedig mogelijk zondt; Ze woû ook heel graag te Heerde zijn. Vaarwel en schrijf me spoedig, dat ik u niet vergeefs schreef.
t.t.
P.A. de Génestet.
Zaturdag 28 April
vh. 9 uur
de groeten aan Scholte!
| |
| |
| |
[2 mei 1849]
Verzameling
H.v. Hasselt-v. Rees
Aan A. Gildemeester
Woensdag 2 Mei 1849
Beste Adriaan,
Uit naam van Henriette verzoek ik U heden avond tegen 9 a 9 ½ Uw geeërde Zuster te komen halen en een boterham te blijven eten. Gideon komt ook. Niet twijfelende of de invitatie zal U welkom zijn, blijf ik
toujours tout à toi,
P.A. de Génestet.
Hoensdag 2 Mei
v.h. 8 uur
| |
| |
| |
[10 juli 1849]
U.B. Amsterdam
Handschriften afd.
Aan Gebrs. Diederichs.
Weledele Heer,
Hier nevens een brief voor den Heer Withuys met een ingesloten proef van 't Muzen-album. Ik verzoek U zoo spoedig mogelijk dezen aan ZEd op te zenden daar ze bij mij al een dag of vier gelegen hebben, terwijl ik op reis was, en ZEd mij verzocht ze spoedig terug te zenden.
Niet twijfelende of Gij zult de vriendelijkheid hebben (er) voor te zorgen noem ik mij, met achting,
U Dw Dienaar
P.A. de Génestet.
vh. 10 July 49
| |
| |
| |
[15 juli 1849]
U.B. Amsterdam
Handschriften afd.
Ei-1 f
Aan G.J. de Clercq
Beste Gideon,
ik heb eergisteren vruchteloos ten Uwen huize op U gewacht. Gisteren avond dacht ik het nog eens te proberen, maar ik ontdekte visite in de zijkamer, zoodat ik stillekens den aftogt blies.
Vandaag heb ik geen gelegenheid U te zien en welligt morgen ook niet, want ik repeteer met mijn Vriend de Vos, die zeer langzaam is. Zouden wij Zondag malkander niet eens zien?
Mijn zondag-avond heb ik Eduard beloofd.
Komt Gij 'smiddags eens bij mij aan, wat vroeg s.v.p.?
Ik dorst u te zien, en smacht naar dat zonnig oog, dat mij zoo zelden troosten komt van al de laauwheid, die hier throont.
Vrijdag 15 Julij 49
De Uwe
P.A. de G.
groet S!
| |
| |
| |
[26 juli 1849]
U.B. Amsterdam
Handschriften afd.
Ei-1 g
Aan G.J. de Clercq
Driebergen 26 Julij 1849
Mijn zeer trouwe Gideon.
Eindelijk en eindelijk heeft het langgewenschte uur geslagen, dat ik à l'aise op uwen lieven brief van Donderdag 11. juist een week geleden, antwoorden kan. Die brief heeft mij eenigzins van Uwe afwezigheid getroost. Ik had U graag eens bij mij gezien, maar moet bekennen, dat ik zelf de moeijelijkheden van dien togt, reeds voor Uw brief bij mij zelven overlegd en berekend had.
(IK zag de Kooijen haast iederen dag.)
Vrijdag op mijn vlugt door Amsterdam heb ik even, als gij vernomen zult hebben Uw familie opgezocht. Na vier allergelukkigste, heerlijke dagen te Bloemedaal doorgebragt te hebben, ben ik Dinsdag weer omtrent op dezelfde wijs, door Amsterdam, naar hier gevlugt. Per trein van twee uur uit Haarlem, per trein van vijf uur weêr uit Amsterdam, zoodat ik naaijwelijks tijd had mijn goed en mijn maag te pakken voor de reis. Nu ontfang ik morgen per tweeden trein onzen Bertus uit Amsterdam en pak hem terstond meê naar Bellevue, bij Arnhem, waar ik op recommandatie van Papa en Mama, die er gisteren vandaan zijn gekomen, eenige dagen logeren ga. Ik blijf met hem aan 't zwerven tot Vrijdag; zet mij dan bij leven en welzijn weêr op den tweeden trein van Arnhem naar Amsterdam, waar ik om drie uur arriveer en reis om half vijf naar Bloemendaal, waar ik tot Dinsdag hoop te blijven, om vervolgens terstond door, eenigen tijd
| |
| |
bij Kneppelhout en diens vrouw te gaan doorbrengen, die ik hier gisteren even en passant gesproken heb en mij zoo animeerden, dat Papa-zelf mij aanried het te doen. Nu kent gij al mijn Zwerftochten van vroeger en voor later. Gij zijt als het ware, gebracht op de hoogte van mijn bestaan en ik kan weêr veilig met u praten, zonder uw bruin oog zich telkens door de eeuwige ruimte behoeft te slaan, om de stip te ontdekken, waar Uw steeds getrouw vriend, zich wel op het oogenblik verbergen mag.
Over ‘gezondheid, humeur, en mannenmoed en mannenkracht’ kan ik U de aller voldoendste berigten geven. O Gideon, het doet mij zoo goed, dat heerlijke natuurleven! Ik ben nog veel beter en opgeruimder dan ik de laatste keer met Goosjen en Pauline te Bloemendaal was! Gelukkig, dat ik dan ook deze keer op mijn liefste buiten geweest ben! O het laat zich waarlijk niet zeggen of beschrijven.
En Mijn Henriette? o lieve vriend, dagelijks voelen wij, dat we meer voor elkander geschikt zijn, en elkander nodig hebben en elkander gelukkig maken. Ik ben o zoo dankbaar en blij.
And you, mijn Gideon? Zijt gij steeds vrolijk en opgeruimd in de suikerij als een paard dat een klontje krijgt? Ik hoop ja, maar ik verbeeld mij, dat ge toch wel eens mistroostig worden moet? Och, dat ik U een poos bij mij kon hebben en met u zwerven en genieten en leven! Ik heb het hier zoo goed en zoo lekker. Gij zoudt er U ook zoo goed in kunnen schikken. Ik heb verscheidene visites van Kees Hartsen gehad, die mijn idee om zoo hier en daar naar ruiten te gaan ook zoo indelicieus vond en mij steeds betitelde met den naam van zangerig kluizenaar. Het heeft
| |
| |
er dan ook waarlijk wel wat van. Ook Herman van Lennep die te Utrecht logeerde heb ik een avondjen bij mij gehad en Piet Huet trekkende naar Amersfoort, die allerliefst was en mij vertelde, dat hij lid van- het Matigheids- genootschap geworden was!!!
Het is een rare tijd, tegenwoordig. Ik maar verzen en schrijf brieven aan Henriette. Mij dunkt in dit prozaisch leven, nog al poetische bezigheden. De booze buien van Margriet hinderen mij weinig. Ik heb een goede kamer en veel lust in het zoete werk, dat ik U daareven opnoemde.
Voor den Volks-almanak schrijf ik een versjen, waar met enorme letters boven prijkt: Sancta-Margaretha; een vroolijke imprecatie! Het gaat mij zoo heerlijk als ooit, het werk, de gezondheid en het leven. Wel kwellen mij de zenuwen met dit makke, klieterige weêr, maar ik heb moed en lust genoeg om mij er tegen in te zetten, en dat is immers alles wat mijn trouwe arts. de Clercq verlangen kan?
Daar stort het water weêr met stroomen van den Hemel! t'Is een wolkbreuk als mijnheer Goudswaard zeî, dien ik Vrijdag jl. bij U ontmoette. De arme Moeder treft ook geen heerlijk weêr op de reis. En hoe gaat het Goosjen? Beter, hope ik. Doe haar mijne hartelijkste groeten. Ik ben in den 7den hemel, met hare vriendschap voor mijn Henriette en voor mij. Meen toch vooral niet, dat ik thans niet aan U denke. Ik denk meer dan ooit aan allen, die ik lief heb en voel mij o zoo rijk in vriendschap en liefde. Groet Adriaan duizendmaal van mij. Wellicht schrijf ik hem binnen een dag of vier. Dan kan hij U weêr op de hoogte houden van mijn zijn en doen, als Gij thans hém. Ik heb vandaag al zooveel geschreven, dat ik nu mijn rust ga nemen.
| |
| |
Ontfang dezen in gezondheid en met een opgeruimd humeur. o Gideon ik bewonder U zoo. Groet 's Jacob wien ik ook nog eens schrijven moet hartelijk van mij. Groet Uw trouwen Scholte en wees gij zelf omhelsd van Uwen hartelijken liefh.
P.A. de G.
P.S. Vindt Ge mijn brief niet heel
zakelijk? Wat een woord!
| |
| |
| |
[6 augustus 1849]
Verzameling
H.v. Hasselt-v. Rees
Aan A. Gildemeester
Bloemendaal 6 Aug. 1849
Mijn liefste Adriaan,
ik heb maar een kort woordjen voor U, maar Ge mocht anders denken, dat ik U vergat en dat is gantschelijk het geval niet. Gie heeft U schreef hij mij het noodige uit mijn brief verteld. Met Berty ben ik drie dagen op Bellevue geweest en toen 's Maandags naar Zeyst getrokken, waar ik tot Vrijdag bleef. Toen ben ik 's middags één ure naar Amsterdam gereisd. Die lieve stad ben ik eventwel spoedig ontvlucht en om vijf uren was ik te Bloemendaal, waar ik tot nu Maandag negen uren zoo gelukkig ben geweest, als een mensch van God, op aarde bidden kan. Morgen denk ik per tweeden trein naar 's Hage te vertrekken en van daar subiet naar Scheveningen, waar ik eenige dagen bij Kneppelhout. cum suâ op zijn verlangen ga passeren. Ik denk mij nog al te amuseren en hoop de gelegenheid daar te vinden U iets meer te schrijven, dan dit klein bonjourtjen. Nu weet Gij dat ik U niet vergeet en hetzelfde van mijn Adriaan vertrouwe.
Groet Henry ten hartelijkste van mij: Zou ik hem nog zien? De Zuster is te Heerde, niet? Groet ook Uw Vader en Moeder van mij. Ik zal denken aan een briefjen voor Her. Geloof mij steeds dezelfde en zeer naar U verlangende
P.A. de G.
Groet Gideon hartelijk; ook de overige vrienden.
P.S. Ontfang de groeten van? -
Van H-t-e.
| |
| |
| |
[22 augustus 1849]
U.B. Leiden
Westerse handschrift
Aan C.P. Tiele
Amsterdam 1849-22-8
Lieve Vriend,
ik vlugt even door Amsterdam, komende van Scheveningen, - waar ik met mijn vriend Kneppelhout een poosje geweest ben en baden heb gebruikt - zwevende naar Gelderland; van zee naar het bosch, van de duinen naar de ontluikende heiden van de Clercq Op mijn bureau vond ik dezen morgen Uw lieven brief en nu antwoord ik U terstond in der haast. Zend mij Uw versjes zoo gaauw mogelijk binnen twee, drie dagen. Ik verlang zeer en ben bijzonder nieuwsgierig naar de vruchten van Uw talent.
Ik zal de zaak zoo geheim mogelijk behandelen en toch! dat zullen ze u waarlijk niet kwalijk nemen. Een paar onnoo- zele versjes in een studenten-almanak! Maar dat ge vellen vol schrijft in een Europa, dat is de gruwel, en wat geeft het? wat loont het? Gij moet dat ook maar niet weêr doen. Ik stel mij veel voor van de navolgingen. Ik zou u raden veel te vertalen; op de hoogte waarop Gij tegenwoordig staat, zal er dat voor 't vervolg veel goed doen. Ei!Ei!, welk een deftige raad! Nu moest ik U nog maar even over Uw studiën onderhouden-en-dan sloeg ik bepaald een gek figuur! Hoe 't zij, ik benijd U, dat Gij zooveel Sofokles en Plato gelezen hebt. Zoo wischt Gij de misdaden weêr uit, die Gij in de Europa bedreven hebt. Ik ben sinds 20 Juny reizende en trekkende; ik ben overal behalve in Amsterdam, en amuseer mij nu eens als een kluizenaar in de bosschen, dan weêr als homme du monde bij de lieve men- | |
| |
schen, die er een buiten op nahouden voor eens anderen mans pliézier - Verzen schrijf ik niet, ik zeg ze in de lucht en geef ze aan den wind, die ze verstrooit, 't geen beter en frischer voor hen is, dan dat ze in een of ander mooi boekjen worden gedrukt. Voor den studenten-alm. hebben we zoover ik weet, nog niets. Ik zal er nu eens aan gaan denken, zoo ik tijd heb tot die moeijelijke bezigheid- van denken.
Het engagement van Vos is door het treffende heen. Jufvr. Mouve! ik wou niet graag geêngageerd zijn met eene deerne,die Mouve heette, als was t'een Engel uit den hemel.
Vos mag er nu wel wat magerder en minder slaperig op worden. Ik mag lijden, dat hij amusant voor Jufvr. Mouve is, maar twijfel er hard aan. Is haar vader niet dominé Mouve of iets dergelijks? Ik vind het heel aardig, dat Gij Maronier eenige dagen bij U hebt gehad. Hij is een knappe, goede, aardige vent-als hij niet te veel ginnegapt, en naar ik van U verneme, schijnt het met die lachziekte beter te gaan.
Gij hebt hinder gehad van uw zenuwen,-arme jongen! ik weet wat het is en beklaag U diep! Menageer U vooral. Anders zult Gij ook eens een zoo ongelukkig jaar passeren als ik in 1848, toen de grootste revolutiegeest zich heeft geopenbaard in mijn gestel.
Wandel veel, drink koud water en wasch U dikwijls met hetzelfde. Gebruik zoo weinig mogelijk warme dranken en exalteer of animeer U nooit te sterk. Vertaal veel verzen en maak er zelf geen. Zie daar eenige raadgevingen, die ik zelf ook al mijn best doe om getrouw na te komen, schoon
| |
| |
ik maar al te dikwijls reden heb het gezegde van Jacobus op mij toe te passen. Wij struikelen allen dagelijks in velen.-
De Delftsche tentoonstelling 'heb ik niet gezien, om rede dat ik toen juist den anderen kant van ons nederig klein vaderlandjen met mijn bezoek vereerde. Als Gij van Heyst in Den Haag ziet groet hem dan van mij. Ik heb het te Scheveningen veel te druk gehad, met duizende dingen, en was ook min of meer gebonden. Anders had ik hem stellig eens opgezocht. Wellicht kom ik ook nog over een dag of veertien in den Haag. Wat die reunie van studenten betreft, (waarover gij een opmerking maakt digne du Spektator. ik denk er bij leven en welzijn aan deel te nemen. Ik heb met het idee nog al op en zou het slecht kunnen laten. Ik animeer U ook, om die feestelijke plechtigheid niet te laten voorbij gaan. Ik wist al sinds lang dat het gebeuren zou, maar overigens heb ik er in den laatsten tijd niet van gehoord, 't geen zeer natuurlijk is, daar ik niemand gesproken heb, die er iets van weten kan. Ook heb ik er eigentlijk niet aan gedacht.-Nog eens!
Zend mij de versjes binnen twee, drie dagen, in alle zielsgerustheid. Desnoods, als het U wat hielp, zou ik de verantwoording wel op mij durven nemen. Aan wie heeft v.der Pot, het geklikt?- en.hoe flaauw!.-'t Verheugt mij, dat gij U buiten nog al amuseert. ‘Ego laudo varies amoeni vivos’ - even als gij; ik ben ook een landman, een buiten man, die liever boomen en beesten dan menschen ziet. Dit in t'algemeen. Ik verlang hartelijk U gezond en vrolijk weêr te zien alzijt gij geen boom en geen beest.
Gedenk mijner somtijds en geloof mij met mijn gansche hart
De Uwe P.A. de Génestet
de groeten van Kr.
| |
| |
| |
[6 september 1849]
Collectie
H.v. Hasselt-v. Rees
Aan A. Gildemeester
Driebergen 6 Sept. 1849
Mijn liefste Adriaan,
Zijn we wel ooit zoo gruwelijk lang van elkander vervreemd geweest als dezen laatsten tijd! Gij gaat naar Londen en ik kan U geen goede reis toeroepen, zelfs niet uit de verte, want Uw briefjen is mij te laat opgezonden; Henri vertrekt eer ik idee heb, dat hij vertrekken zal; ik kan hem geen letter meer toezenden noch een brief voor Her, wien ik zoo graag eens had willen feliciteren, met zijn delicieus-romanesk engagement! Gij zijt jarig geweest -misschien wel op zee- en ik heb U geen geluk kunnen wenschen. o Adriaan Adriaan! wat spelen de omstandigheden toch met de menschen en dezer dagen met onze vriendschap wel in 't byzonder. Hoe gaat het U? hoe ziet Gij er uit? Kent Ge mij nog? Amuseert Ge U? denkt ge soms wel aan mij? Ik ben overtuigd, dat Ge ons niet vergeet. Ik ben al dien tijd gelukkig geweest, nu eens meer, dan eens minder, te Bloemendaal het meest natuurlijk, maar ook te Scheveningen en te Driebergen! Ik heb gebaad en gezworven, gelagchen en genoten en gedweept en veertien dagen lang vreeselijk gesouffreerd aan scheurbuik en nu op t'oogenblik zit ik U te schrijven met een dikke wang een bewijs dat de genezing nabij is.
't Was een vervelende pijn, die alles vervelend maakte. Maar een mensch, die zoo gelukkig is als ik - moet toch wat hebben - En nu gaat het ook, goddank, beter! Ik ben Dinsdag 11. van Bloemendaal gekomen was van plan een dag
| |
| |
of wat in stad te blijven, maar de schromelijke warmte heeft mij terstond naar buiten gejaagd. Ik blijf hier nu tot Maandag waarschijnlijk en ga dan naar Heerde voor een paar dagen, totdat het weêk Vrijdag zal geworden zijn en ik naar Bloemendaal vliegen mag. Deze dingen volbragt zijnde, blijf ik in Amsterdam. Gij zijt dan terug, bidde ik, en wij zullen gelukkig zijn. Op den dag van uw verjaardag was ik buiten bij Henriette die mij feliciteerde met uw feest. Als het U pliezier doet - mij ook. Uw tijd te Londen is te kostbaar om brieven te schrijven - dus wacht ik natuurlijk geen berigten van U, dan door Uwe familie, en zal maar geduldig wachten, tot ik U in eigen persoon weêr mag zien.
Dezen zende ik op naar Gideon, die één zal insluiten. Waarschijnlijk komt 's Jacob morgen een paar dagen bij mij en misschien Gie ook. O Adriaan, ik verlang zoo naar U - Wij zullen elkander veel te vertellen hebben, denk ik! Pas op, dat Gij niet met de koorts of diergelijke thuis komt en wees niet te onvoorzigtig en te would-beeerig levendig (?
Gaat ge niet eens naar Wight? Daar moet het zoo goddelijk zijn. v. Lennep, Mr. namelijk likt zijn lippen, als hij er van spreekt. Nu liefste, beste Aad, neem deze nota dat ik aan U denke en U steeds lief heb - voor lief en geloof mij als immer.
Uw trouwe P.
| |
| |
| |
[6 september 1849]
Archief U.B. Amsterdam
Ei-1 h
Aan G.J. de Clercq
Driebergen 6 Sept. 1849
Beste Gideon,
hiernevens het beloofde briefje voor onzen Adriaan. Mijn wang is gisteren avond heel dik geworden en nu is, geloof ik, de genezing nabij. Ik ben niet bij van Selm, maar bij Breukman gflogeerd, princelijk mooi.
De Isingers zijn weg en ik heb het gantsche logement tot mijn dispositie. Eventueel heb ik mij gecontenteerd met een suite, zijnde een koel slaapsalet en een salon.
t'Is hier mooijer en fashionabler dan bij van Selm. Ik eet hier niet, maar bij mijn tante of bij van Selm met Louis en Fanny, die daar gelogeerd zijn. Ik animeer U bijzonder Zaturdagavond bij mij te komen. t'is allemagtig pliezierig. Van morgen had ik om zeven uur ontbeten met kout water en een eitjen en ben toen gaan wandelen tot negen, want anders wordt het te warm. Gij hebt geen idee hoe lekker het was en hoe genietelijk. kom o kom! Een tientje maar! een tientjen! en je bent de man! Als Gij op t'oogenblik mijn kamer kost zien, waar we dan samen zouden ontbijten en eten - kwaamt Gij terstond. En een uitzigt! o! Spreek de 's Jacob nog vraag hem dan of hij Vrijdag nog komt! Ik geloof dat ik van daag een brief van hem zal krijgen.
Groet uw lieve Moeder en familie hartelijk van mij.
Steeds en Steeds
Uw P.
| |
| |
| |
[6 oktober 1849]
Verzameling
Mevr. H.v. Hasselt-v. Rees
Aan A. Gildemeester
6 October 1849
Liefste Adriaan,
ik ben heel wel en voel mij bijzonder pliezierig, als Gij aan 't nevensgaande bemerken zult. Ik begon het toch ook wat gek te vinden, dat gij nog geen fatsoenlijk versje van mij hadt. 't Was mijn plan geweest u iets op Uw verjaardag te zenden, maar dat is er toen in de verwarring bij ingeschoten. Neem nu dit en ‘vermaak er U meê’! Maandag morgen kome ik in stad. Groet, die ons lief zijn van mij, en geloof mij, Uw verstopte en verkouden maar U hartelijk liefh.
Vriend P.
Bloemendaal 6 Oct.
P.S. Ik vraag U dit versje misschien voor den Stud.Alm. Ik zou het nog al pliezierig en aardig vinden.-
| |
| |
| |
[8 oktober 1849]
Letterk. Museum 's-Gravenhage
8-10-1849 (volgens poststempels)
Aan A. Kruseman.
Ami,
Ik drink geen koffij thuis, maar bij Jetjen. Kom dus niet of - kom later. We hebben ons gisteren avond goed geamuseerd en mijn vers is perfekt vóór 4 ½ uur gescuiseerd. Vraag aan Papa of Hij s.v.p. aan Bay f 100, - voor mij wil geven, en doe mijne vele duizende groeten.
Ik geloof dat ik morgen eens naar den Haag ga om over een illustratie, een Bijbelsch Man, etc, te spreken en een visite meteen aan de Graaff te maken.
Adieu
t.t.
P.
Vrijdagm.
| |
| |
| |
[10 oktober 1849]
Letterk. Museum
's-Gravenhage
Aan A. Kruseman
Amsterdam 10 Oct. 1849
Lieve Vriend,
Wel drommels, wat zijn die kollegies vroeg begonnen; ik had gedacht aanst. week nog te kunnen blijven maar ik durf het waarlijk niet wagen. Dingsdag, misschien wel Maandag al, kom ik t'huis. Dat die ploerten al een week aan de gang zijn!
Mijn Jeremias-brief heeft den Uwen gecroiseerd; ik ben er U heel dankbaar voor en heb er mij dol meê geamuseerd. Je protegeert Wolterbeek een beetje hé? Niet omdat de jongen mij lijkt, maar omdat ze 't mij gevraagd hebben. Laat mijn kamer asjeblieft zoo gaauw mogelijk worden schoongemaakt, als dat noodig is;-de noodzakelijkheid toch zie ik niet gansch in. Wat mooije dagen! Wat amuseer ik mij dol! Ziet Ge Scheltema of Heyst ook? Zeg hun dan, dat ik in stad kom; we zullen dan die jongens gaauw groen verklaren; dan is t'ook gauw gedaan.
Het spijt me, dat ik niet langer met je door kan praten, Schoon 'k je eigentlijk niet veel anders heb te vertellen, dan dat ik het razend lief van je vond, dat Ge mijner gedacht hebt, met gedachten- en daden, in den vorm van brieven.
Amuseer U perfect; Groet Suze en de anderen hartelijk en geloof mij steeds
t.t.
Peter
Zaturdag middag.
een voet in 't rijtuig.
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
G.U. afd. handschriften
Motto:
Hij gaat aan beide beentjes mank.
Kindergedichtjes.
Beste Guy.
Wee over mij! ik kan niet heden Avond!
Hoe geerne ik met U wezen zou,
Ons aan de bron van Hippocrene, - lavend,
in dartle scherts en vriendschapstrouw!
Maar zoo gij wilt kom tot mij ten half negen,
Onze Eduard wacht mij een uur daarna!
'k Leg U dan uit, hoe alles is gelegen!
En voorts mijn Guy...ik smeek U om genae
t.t.
Genestet.
v.h. 2 uur
P.s. ik heb het zelf gebragt- denk dus niet dat ik aan beide beenen mank ga - maar -
hippocrene-paardebron, het gevleugeld paard van de dichtkunst deed de bron ontstaan.
Eduard Jacob die in 1850 naar Ned.Oost Indie vertrok voor een funktie bij het gouvernement,
|
|