| |
| |
| |
[1846]
[26 augustus 1846]
Letterk. Museum Map B 1
Aan S.J. van den Bergh
Weledele Heer!
Zeer aangenaam was het mij dezer dagen een brief van den Heer Nepveu te ontvangen, waarin ZEd mij bijzonder aanspoorde en verzocht, mijne bijdrage in de Aurora te teekenen; indien het der Redactie zoo behaagt, is het mij wel, ofschoon ik er in t'eerst eenige huivering voor gevoelde, die nu echter bijna geheel verdwenen is; door de vriendelijke letteren des Heeren Nepveu. ZEd schreef mij, dat ik UEd mijn besluit zoo spoedig mogelijk bekend zou maken, waaraan ik hiermede voldaan reken.
Ik heb de eer mij met alle hoogachting te noemen
Weledele Heer
UEds. dw. Dienaar
P.A. de Génestet.
Amsterdam
26 Aug. 46
in haast.
| |
| |
| |
[7 september 1846]
K.B. 's-Gravenhage
Aan S.J. van den Bergh
Amsterdam 7 September 46
Weledele Heer!
Zoo even (Maandag Middag) keer ik van Buiten terug; en worden mij Uwe letteren van 3 Sept.11 ter hand gesteld; ik beijver mij dus terstond u te antwoorden, en wel vooreerst hartelijk dank te zeggen voor eenen Brief zoo vol vriendschap en belangstelling; ten tweede voor de gegronde opmerkingen mij daarin door UEd medegedeeld; terwijl ik geloof, de gebreken in de bewuste vaerzen, door eene zeer geringe verandering, naar Uw genoegen verholpen te hebben.-
Eén woord echter over Uwe eerste opmerking, welke ook, gelijk Gij-zelf mij schrijft, minder van belang is. Gij zegt, ‘ontgloeid door ouderlijke deugd’ en ‘hooggeboren bastaardkroost’ niet saam te kunnen rijmen - maar met bastaardkroost, bedoel ik toch niet kroost van bastaards, maar wel degelijk verbasterd kroost. Klinkt Uw dat hooggeboren bastaardkroost, eenigzins zonderling, zoo stel ik u voor dezen regel in de plaats te zetten:
‘Uws adels diepgezonken kroost’ -
Mijne bedoeling voort is deze: ‘Wij bezitten, die bloem van edelknapen fier op t'onschendbaar blazoen, en ontgloeid door ouderlijke deugd enz. niet;
(Wij hebben ja, nog zoogenaamde edellieden,-) maar bij hen geen heul of heil te zoeken enz. of nog liever: eerst zeg ik - ‘Die bloem etc. bestaat niet voor ons’ en dan, eene andere opvatting:
‘Althans bij hen geen heul of heil te zoeken,
| |
| |
Uws adels, diepgezonken kroost’.
In de hoop, dat het UEd, eenigzins of beter, ten volle moge voldoen, vervolg ik met onder dankzegging, de gegrondheid der tweede opmerking te erkennen, en te verbeteren: ‘Een bonte reeks herinneringen enz.’ hier ontbrak het werkwoord, en het was onzin, maar plaats er het verbum vóór en het is, mijns inziens, geheel duidelijk:
Het zijn een reeks herinneringen,
Die in mijn boezem zich verdringen,
- Steeds dweepend met het schoon voorheen; -
Maar, voor de toekomst, niet verlegen, -
Waar ik U aanzie, blijde Jeugd.
Zoo loopt het immers goed los? - Indien UEd, deze verandering nog niet geheel bevallen mocht; en zoo Gij-zelf er misschien iets beters op weet, - mag ik immers van Uwe vriendschap wel verwachten, zulks naar Uw oordeel, te verbeteren? -
Mij, - (maar ik ben ook de autheur!) is het nu zoo duidelijk mogelijk. Indien ik meer aan 't veranderen ging, zou het naar alle waarschijnlijkheid ook te veel uitdijen; en ik wensch mij zelven geluk, het juist door zoo'n kleine verbetering (altoos mijns inziens) in orde gebracht te hebben.
Maar mijn zestienjarige wildheid loopt dikwijls te gaauw over de dingen heen. Uw lof, op mijn Hollandsch-gezindheid, was mij inderdaad vereerend;-of vloeide die niet uit het harte des Dichters. van: een standbeeld, voor Willem I!
Ik maak er mij inderdaad een feest van, U, zoodra ik eens in den haag koom, een bezoek te mogen brengen, terwijl ik
| |
| |
mij nu steeds nogmaals met de innigste dankbetuiging voor Uwe regt hartelijke letteren, en in de hope, dat mijne verbeteringen, ook in Uw oog geheele verbeteringen mogen zijn.
Met hoogachting en vriendschap, de eer heb te noemen,
UEds. Dw. Dienaar
P.A. de Génestet.
| |
| |
| |
[22 november 1846]
K.B. s'-Gravenhage 3
Aan S.J. van den Bergh
Weledele Heer!
In de overtuiging dat UEd het mij niet ten kwade zal duiden, neme ik de vrijheid UEd. mijne verwondering te betuigen, nog geen Exemplaar van de Aurora ontvangen te hebben. Ik schrijf het alleen hieraan toe, dat mijn adres vergeten of verloren is geraakt, en verzoeke u derhalve vriendelijk, mij spoedig (dewijl ik zeer verlange 't jaarboekje eens a l'aise door te zien) met een Exemplaar te vereeren.-
Ik heb de eer te zijn,
Weledele Heer!
UEds. DW. Dienaar
P.A. de Genestet.
Amsterdam,
22 November 1846
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
Gem. Archief No 185-/
Amsterdam
Monsieur J.P. Ploos van Amstel.
Van Avond 9 uur.
Waarde Vriend!
Begin met U niet ongerust te maken, dat Ge op dit uur een epistel' en wel een lang epistel van Génestet ontvangt - t'is in t minst niet U benaauwd te maken!- Maar enfin, ik heb den gantschen dag/ iets op 't hart gehad, en kan niets met zegen en voorspoed uitvoeren, zonder eerst dat malle hart, (denk het niet.! t'is niet gek) eens te hebben gelucht. Een gekke voorrede, mystiek ten minste zult ge zeggen,- soit de na rede zal U die ophelderen. Zijn we vrienden?- stel dat iemand U eens vroeg - Wie is Uw meest geliefde vriend?- ik weet wiens naam ge noemen zoudt, en kan dus die vraag achterwege laten - ik weet, dat ge mij liefhebt-mij met al mijn dwaasheid en ligtzinnigheid, regt hartelijk lief hebt!- Dat weet ik. Maar 't kan zijn dat onze ideeën over vriendschap wat uit één loopen, schoon ik 't niet wensch/- maar uw vriendschap, hoe rein, hoe goed, hoe hartelijk/- is mij nog geen vriendschap genoeg.-
Ei zoo! en wat ontbreekt er aan?- Vertrouwen!-
Ik heb het lang opgemerkt,- vandaag in 't bijzonder opgemerkt,- en daarom wil ik het U schrijven- t'Is een onuitsprekelijke zaligheid (althans voor een ziel, als mijn respective!)
De posseder un coeur sans reserve et sans voiles,
Maar dan moet dat hart ook geheel,- het mijne zijn, (die deze passage alleen las, zou misschien denken, dat het een minnebrief was)- U Ge weet niet, wat ik, dwaas die ik ben,
| |
| |
uit een flauwen handdruk, uit een blik, uit een moord opmake,- en als ge U de moeite doet, in vele opzigten Uwe houding jegens mij eens, in de meest minitieuse dingen (de naaldenprikken!) eens na te gaan, zoo ken ik U finesse d'esprit, genoeg toe, om niet te vragen waarin mijne grieven bestaan?
Beste Vriend, denk er om, ik wil meer hartelijkheid, meer innig vertrouwen,- of heb ik U, uws inziens, zelf niet genoeg betoond?- Dan zal ik om van dat regt eens even gebruik te maken, U hiernevens melden, wat ook lang mij op 't hart heeft gelegen.- dat ge soms een soort van mysticiteit op 't lijf hebt, een soort van pedanterie, die ikzelf inderdaad ook wel ondervonden heb en die ik bitter onaangenaam vond-Is het niet waar?
Maar enfin-ik heb meer te zeggen,- dat kan ik wel eens onder de hand, met mijn mond afdoen.
Een ding bid ik U - wees nooit koel tegen mij. Jegens een ander, die mij, koel behandelde, zou ik bitter zijn- Uw koelheid zou ik met vriendelijkheid betalen- maar zij hindert mij - op een allerberoerdste manier. Denk er om! En nu - als ge mij die vriendschap bewijzen wilt - vraag het U zelven af, of ge mij immer hartelijken vertrouwelijkheid behandeld? Al is het ook maar een oogenblik anders geweest - ik klaag U aan, want het heeft mij gegriefd - meer dan gij weet!-
Dat is een ernstige tirade-maar t'is waar.
Bonjour en tot morgen -
in haast
t.a.t.
Uw Vriend.
Deze brief is aan J.P.Ploos van Amstel en niemand anders.
Vervolgens is hij aan 't vuur. - Sic.
| |
| |
| |
[Ongedateerd]
Aan G.J. de Clercq.
Beste Gideon,
Van avond hebben wij een feestjen bij Louis, die jarig is. Daarom ga ik niet naar ‘ce Bouché bien-aimé’. Zijt gij gisteren avond nog naar den brand geweest en heeft het ‘belendende’ huis van den Secretaris geen schade geleden? Ik heb nog even een kijkjen genomen - maar kon niet verder komen dan tot de overzijde van Californië. Ik zag licht bij den Oudste en voorts, geen gevaar.
Die zaak van Steven zit mij nog dwars in het hart. Ik ben brandende nieuwsgierig naar 't antwoord van v E.
Vanmiddag had ik zoo graag bij U gekomen- maar ik kan niet vanwege den jeugdigen de Graaff, dien ik ten eten gevraagd heb. Morgen middag heb ik kollege; item Woensdag. Kom dus morgen, Dinsdag avond, bij de familie souperen. Er is geen familie-avond. Wij kunnen dus après nog wat spreken. Ik ben waarschijnlijk tegen 9 ure present.
vh. Maandagm.
Ever Yours,
P.
| |
| |
|
|