Nagelaten brieven

Brief no. 229 Aan A.C. Kruseman

Datum: 28 september 1860

ubl

Smaakvolle Vriend,

Ieder, die het ziet, is verrukt over de uitvoering van het boekske^1.. Huet was in extase. Hierbij de titel terug. Ik geloof dat Uwe opmerking omtrent de pijl^2. juist is - maar t'is keurig gegraveerd! Het spijt mij dat ik U paar dagen op de

1. Bundeltje ‘Leekedichtjens’.

2. Deel van het vignetje, door Ch. Rochussen, zie brief no. 225, d.d. 17 aug. 1860.

[p. 188]

proef van vel 7 moet laten wachten, daar ik nog al zoo'n haast meê had - maar Huet, wiens scherpe blik altijd nog eens over ieder regeltjen gaat is uit de stad - even naar Middelburg. Maar Maandag koomt hij terug en anders koomt toch de proef met de laatste kopij.

Eer ik het vergete schoon het boekske nu bijna acht vel wordt - moogt Ge toch niet meer dan zes vel - zooals de eerste berekening was - honoreeren. t'is zulk een genot bij U iets uit te geven!

Pierson^3. zend mij eerstdaags nog een prozastukjen voor den Christelijken en zónd mij eenige vaerzen, waaronder éen bruikbaar.

‘Piet prijst Jan en Jan prijst Piet’ - heb ik in vel 7 toch maar geschrapt. Dat is niet heel fijn. Ik zal er iets anders voorin de plaats zetten.

Ik ga naar Amsterdam - maar koom toch aanst. week nog eens aan. Adio!

Uw liefhebbende

P.A. de G.

3. Van de hand van A. Pierson verschenen in de Chr. Volksalm., 1861, de volgende bijdragen: ‘Eene overdenking, Matth. VII: 1-5’; ‘Medelijden’, 54-6; ‘In rouwe’, 102-3.