Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 228 Aan E.J. PotgieterDatum: 15 september 1860 uba 15 Sept. 1860 Weledelen Heere E.J. Potgieter Leliegracht Amsterdam.
Hooggeachte Vriend,
Donderdag-avond ben ik maar weêr naar buitenGa naar eind1. getrokken - vooreerst om het | |
[pagina 187]
| |
mooie weêr en dan ook omdat mijn zwager en zusterGa naar eind2. toch uit de stad gingen en, poor I, ben niet graag alleen. Maar aanst. week, Woensdag of zoo, koom ik terug, ook al om U - vind mij niet naar! - te vragen wat Gij zoo vriendelijk geweest zijt mij toch eigentlijk te schrijven, want ik ben geen ChampollionGa naar eind3. zoo als de zetter van SpinGa naar eind4.. Maar dát - Gij begrijpt wat! - zal wel wennen. Och doet U het nog maar eens weêr? Hebt Ge ook een uitnoodiging ontfangen van het Gemeentebestuur van Rotterdam om de onthullingGa naar eind5. bij te wonen van - zeker Standbeeld - en in de koerant gelezen dat een heer, ‘den Beer Portugaal’Ga naar eind6. op het Congres in den BoschGa naar eind7. vaerzen heeft ‘gedebiteerd’? Ik amuseer mij met de lezing van eén door-door-loopend Germanisme, nl. de vertaling (door een Groninger dominé) van v. Schuberts boek: de Hertogin van OrleansGa naar eind8.. Het duitsche boek is in - duitsch en het hollandsche heel gek. Met de lijst voor de Voorlezingen gaat het, geloof ik, nog al goed. De mijne is nu in handen van Gildemeester, - mijn vriend, dien Gij te dik hebt bevonden - en ook BurdetGa naar eind9. is ijveraar. Mijne eerbiedige en hartelijke groeten aan TanteGa naar eind10. s.v.p. Tot aanst. week hope ik. Gij weet mij, met bijzondere achting Uw liefhd. P.A. de Genestet |
|