Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Brief no. 124 Aan G.J. de ClercqDatum: 25 april 1857 uba
25 April 57 Aan G.J. de Clercq In den trant van BellamyGa naar eind1..
o hoe lieflijk was die boodschap,
o, hoe welkoom, hoe gezegend,
Dat Gij, trouwe vriend in 't leven,
Met uw jong, bekoorlijk vrouwtjen,
Dat gij 't vrome plan gevat hebt
Om den kranke te bezoeken,
Die in Delfts aloude wallen,
Doorbracht, droeve, koude dagen,
Maar nu weêr een weinig opluikt
Als het bloempjen in de zonne ...
o, hoe lieflijk was die boodschap!
Liefst zag ik per SalamanderGa naar eind2.
die ten vier uur Delftwaarts heenvliegt,
U ook in onze armen vliegen
Met uw jong, bekoorlijk vrouwtjen.
Jetjen bloosde van genoegen,
Op het lezen van Uw briefjen!
Vast zal zij den disch wel cieren
Met gastvrijheid's goede gaven,
Eerste groenten, goed voor kranken
Ook wel lekker, voor gezonden!
Daar is nu volstrekt geen reden,
om niet eeuwig door te seuren
In dees Bellamische versmaat
Tot aan 's warelds jongste stonde!
Maar ge mocht er wee van worden
Om Uw maag en om Uw harte,
Dús zal ik den stroom bedwingen:
Want ik smacht van blij verlangen,
U in welstand hier te aanschouwen,
Met Uw jong, bekoorlijk vrouwtjen,
Met Uw dwaasheid en Uw liefde,
Om mij kranke wat te troosten.
Adio! Uw liefh. P. D. 25 April 57
|
|