Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Brief no. 123 Aan H.J. KoenenGa naar eind1.Datum: 22 april 1857 uba
Delft 22 April 57. Weledelgestrenge Heer,
Vele bezigheden in de Paaschweek en vervolgens een ongesteldheid van eenige dagen hebben mij verhinderd tot heden toe te andwoorden op Uw vriendelijk en belangstellend, hoewel dan ook berispend, schrijven. Schoon ik ook thans waarlijk geen tijd heb, van mijn ideeën omtrent van Alphen'sGa naar eind2. kinder poëzie voor U in 't breede te ontwikkelen en te verdedigen, wil ik evenwel niet langer uitstellen U te danken voor Uw goede wenken en opmerkingen, met zooveel heuschheid meêgedeeld, uit vreeze dat Gij mijn zwijgen mocht toeschrijven aan gevoelens, die verre van mij zijn. Toch kan ik niet nalaten hier bij te voegen, dat ik v.A.'s gedichtjens, niet, altans niet in de eerste plaats, heb veroordeeld op een en andere grond, door U ondersteld; en voorts dat ik - schoon ja het onkinderlijke, het ondichterlijke, enz. in vele dier vaersjens door mij werd ten toon gesteld - dat ik evenwel, met wijziging van vroeger lichtzinnig oordeel, ook het vele uitnemende, eenige, heerlijke in 't beroemde Bundeltjen heb erkend en aangewezen. De slotsom van mijn beschouwing was: Eerst van Alphen, niet door een onbepaalde voorliefde, als of er geen Kinderdichter ware, buiten hem, maar door met smaak en oordeel een goede keuze uit de bekende vaersjens te doen. Doch waardeert toch ook vooral het voortreffelijke door GoeverneurGa naar eind3. en HeijeGa naar eind4. in dat moeilijk genre van Kinderpoëzie ons geschonken. Wederom met oordeel des onderscheids doet een keuze, want ook bij hen is het voortreffelijke, maar zeldzaam: het genre eischt zoo veel. Dus, uit het een en ander, moet Gij voor Uw kinderen een bundeltjen poëzie saam stellen, naar hun hart en voor hun hart. Met herhaalden dank voor Uw heusche letteren en met bijzondere hoogachting heb ik de eer mij te noemen,
Weledelgestrenge Heer,
P.A. de Genestet. |
|