Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Brief no. 104 Aan G.J. de ClercqDatum: [?] september 1856 uba
Bloemendaal September 1856
Mijn beste Gideon,
dank voor Uw ‘Welkom in 't Vaderland’, de eerste brief, die ik na mijn thuiskomst ontfing en die mij zeer dierbaar was. Uwe berichten aangaande vrouw en zoon verkwikten mij - t'is verstandig, geloof ik, dat gij tot de koemelk zijt overgegaan - of liever, dat gij den kleinen Adolphe daartoe hebt laten overgaan. Heeft die maatregel Anna veel gekost? Toen mijn Jetjen, om soortgelijke reden als bij U, onze AnnyGa naar eind1. niet meer voeden kon, had ze nog al verdriet. Doch als Uw lief jongske nu maar steeds groeit en in dikte bloeit, zal alles wel goed wezen. Ik, Goddank, ben opgewekt naar den geest en gantsch gezond. Het reizen heeft mijn geestelijken mensch gesterkt. Ik heb veel gezien - veel geleerd - en veel gesjouwd en gespoord bij dag, bij nacht, door alle hette heen, onvermoeid. Tegen materieele vermoeienis kan ik veel beter - dan tegen geestelijke inspanning. t'Is met mij Het denken doodt en 't doen verlicht! Maar wij hebben toch geducht van de warmte gesouffreerd - en 'k weet nog niet, hoe ik het uithield. Wij reisden vaak maar 's nachts, omdat het overdag te heet was. Doch die warmte was ook de eenige tegenspoed. Anders mag ik tevreden zijn. 'k Geloof dat weinig menschen Zwitserland aldus in al zijn pracht gezien hebben - als ons te beurt viel, bij 't goddelijkst weêr. Ook een stukje Tirol - Maar ik doe nu geen reisverhalen. Alleen nog zal ik U zeggen, dat München onze verwachting zeer overtroffen heeft. Intusschen, ik ben gloeiend blij en dankbaar, dat ik nu weer thuis ben, bij de mijnen, die allen heerlijk zijn. Want mijn genieten - Vriend - als gij lezen zult in een reisvaersGa naar eind2. dat ik voor de Aurora schreef - was ook wel, een strijd, een kruis, een smart. En 't beste uurtjen was - het oogenblik van wederzien. Om die weelde te kennen en te smaken zou men alleen op reis gaan. Dat was zalig - ik zal er U van vertellen. Mijn reisgenootGa naar eind3. is mij goed bevallen - maar - t' was volstrekt mijn Gideon niet, ook was onze reis nu, volstrekt zoo makkelijk en comfortable niet - als zoo'n parijsch toertjenGa naar eind4.. Wij hadden wat groote plannen gemaakt. Begrijp het was op het laatst zoo dat wij een uur of zeven sporen, met den sneltrein, als het werk van een achtermiddagjen beschouwden - gantsch niets buitengewoons. Des niet minder vervelend. Wij zagen noch schreven elkander sinds het heengaan van onze lieve SienGa naar eind5.. Mijn spreken en zijn met Daniel deed mij goed en weldadig aan. Hij zal van 't najaar of van den winter nog wel eens bij ons te Delft komen - ten minste hij had er plan op en ik stel er prijs op. Gij weet toch dat wij gaan verhuizenGa naar eind6. - in een huis, dat ik sinds twee jaren altijd aan zag met de gedachte: Gij zult niet begeeren - Uws naasten huis? - Wilt Gij met Uw lieve, ons dus nog eens zien in de oude, dierbare, lieflijke, rijk gezegende - doch zeer vochtige tent op den Spoorcingel, dan moet Gij op 't laatst van Sept. of begin Oktober komen logeeren? Anders - zoo Gij beter logies prefereert - in November. Nu daar spreken wij nog wel over. Ik hope ten minste u, zoodra ik in Delft ben teruggekeerd, eens zeer spoedig te zien. Koomt gij 14? 'k Heb U eigentlijk zooveel te zeggen, te schrijven, te | |
[pagina 90]
| |
vertellen - dat ik er toe zou kunnen komen nu alleen nog iets over de aardappelen te zeggen - want er is toch geen beginnen aan om ook maar een weinig over 't geen in mijn harte is, op het papier te zetten - Wij hebben elkaêr in zoo lang niet gezien - en ik heb in dien tijd zoo veel geleefd en gedacht en overdacht - dat het mij is of ik een nieuwe levensfaze ben in gegaan. De Heer heeft veel goeds aan mijn hart gedaan - en, Hem zij dank - ben ik vol moed, vrede, vertrouwen, levenslust. Nieuwe innerlijke ervaringen leeren mij hoé wijs en wel ons lot wordt geleid en bestuurd, naar karakter en behoefte. Ik ben - geloof ik - weer wat verder in 't leven gekomen en nader tot God. Als het nu maar zoo blijft en wij maar sterk genoeg zijn om gelovig en rustig en lustig het hoofd omhoog te houden, - te midden van veel in leven, omgeving, arbeid - daar wij 't niet meê vinden kunnen. Doch, ik zou van de aardappelen berichten. Gij zult ze wel krijgen kunnen - maar de prijs wordt eerst later bepaald. 't Zal wel idem wezen. Wij zullen aan U denken en voor U zorgen, bij tijds. - Ik verlang zeer Adriaan te bezoeken en hope dat deze week nog te kunnen doen. Gij ontfangt groeten van mijn liefste vrouw, die zich gedurende mijn afwezigheid perfekt heeft gehouden, vroom en gesterkt. Kus Uw Jongen - groet Uw Anna-dear - en wees zelf omhelsd van
Uw P - - - |
|