Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
ik het niet langer uitstellen U te schrijven, U, die mij zoo spoedig berichten zond, van het lieve Jong gehuwde paarGa naar eind1., (en al weêr thuis, o foei! wat monster ben ik toch!) U, die in Uw jongst epistel zoo hartelijk en trouw mij op de hoogte hield van Uw leven en weven, uw trachten en wachten; U, die mij de - eenmaal voor 't Nageslacht zoo belangrijke - korrespondentie met den cigaren-teelenden van EldikGa naar eind2. zaagt voortzetten, terwijl ik stom bleef voor den vriend van oude dagen; U, eindelijk naar wien ik verlange, met al de verlangens van mijn hart. Kaerel, (lach niet.) Ik heb het zoo druk gehad; de uurtjens, die er voor korrespondentie waren uit te breken geweest, werden besteed aan vrouw en kind; de laatste dagen heb ik zooveel mogelijk aan onze lieve gasten gewijd. Wij hadden recht goede, heerlijke, stichtelijke dagen. Ik ben zelden zoo lang en intiem met Steph geweest. De kinderen waren delicieus. Die WillemGa naar eind3. ik zag nooit zoo iets zoets en schalks en amusants. Suze en Steph waren hier bijzonder naar genoegen. Ik had ze graag nog tot Maandag gehouden, maar de boer kon niet langer. 't Was een drukte, gezellig en niet in het minst hinderlijk, juist naar mijn hart. Hoe jammer dat die lieve menschen zoo ver in het oostenGa naar eind4. wonen. Gisteren avond 9 uur vertrokken zij per rijtuig naar AmsterdamGa naar eind* - Nu terwijl ik U schrijve, denken wij Ze gearriveerd. 't Was mij een groote teleurstelling U niet hier te zien van de week, en gehoord te hebben dat er plan op was. 'k Heb erg het land om Uwentwil - Maar laat den moed niet zinken. Ik verwacht nog altijd zoo eens onverwacht een brief dat Uwe zaken wèl staan. Doch ik begrijp hoe Uw tegenwoordig leven U een geestelijke misselijkheid of onpasselijkheid geeft. Een strijd met velerlei drukten en beweging gepaard is gemakkelijker vaak, ook al is de uitkomst zeer twijfelachtig, dan zoo'n kamperen te midden van de ‘battle of life’ waarbij het werken bestaan moet in wachten - geduld hebben - vertrouwen en somtijds de stoel, waarop men hangt en soest, het groote slagveld is. Maar misschien - o mijn Gideon of ik een profeet ware! - misschien, terwijl ik mij, met mijn liefst vrouwtjen verdiep in het onbehagelijke Uwer positie - loopt ge alweder met nieuwe plannen door Uwe oom-rijke geboortestadGa naar eind5. en de starretjens blinken vriendelijker en Uwe Anneke wacht weêr geduldiger. o Gideon [Paturo]! of Uw zoeken eenmaal vinden mocht worden! Wij wenschen - wij bidden het zoo vurig voor U. Wij vragen ook, met gepaste vrijmoedigheid - gelijk een baker, die zich bij haar vertrek rekommandeert, le cas échéant - och, als er weêr iets aan de hand is, zeg het ons dan toch ‘spoedig’! - En dan geve de Hemel dat ge ook spoedig (niet al te!) de juistheid mijner treffende vergelijking, bij ervaring, moogt leeren inzien. Onze kleine Maria maakt het, door Gods zegen, boven wenschen en bidden, heerlijk. Maandag en Dinsdag was ze schrikkelijk verkouên in het hoofd, 't geen haar lastig maakte en lastig was voor de lieve Vrouw, althans met onze gasten. Nu is ze weêr gantsch in orde en van daag heeft ze allerliefste blijken gegeven van haar, iederen dag, meer merkbare ontwikkeling. 't is je een hemelsch zegentje, dat blonde krullekopjen. Als ik 't land heb, kijk ik maar eens in 't wiegjen en dan naar bóven en het wordt weêr goed van binnen. och beste vriend, kom toch eens spoedig hier, (franko!) ik verlang zoo naar U. Kleine Maria moet ook vroeg weten, dat gij de oudste vriend zijt van haar ‘ouden Heer’. Gij zult opzien, als Gij 't lieve kind weêrziet. Mijn wijfken zag U ook niet in zoo langen tijd. En Aad en GoosGa naar eind6.? Groet ze toch vele malen van ons! Och 't geeft wat! die brieven en groeten, als men de Menschen zoo lief heeft, die men schrijft en groet. Ik wil ‘komplimenten’ maken aan dezulken, die ik niet mag: Ik wil brieven schrijven, om de 14 dagen aan 10 onver- | |
[pagina 36]
| |
schillige individues, aan KooyGa naar eind7.. bijv. onder voorwaarde dat ik U, cum tuis, eens in de week zie. Ja, Vriend, al schrijf ik niet hard - mijn ziel hangt aan Ulieden, Met groote liefde. Daar gaat geen dag om, dat wij niet aan U denken, van U spreken. Zou Anna nog eens een paar dagen kunnen komen logeeren? Stoom eens herwaards om dat te vertellen. Groet, die U lief zijn van ons. Houd U goed, het hart omhoog! Bidt - gij zult ontfangenGa naar eind8.: Dat staat geschreven. 'k Heb veel over het gebed gedacht in 't laatste half jaar - Wij moeten daar eens over spreken, als Gij hier Zijt - want, hoe groot nu de lust ook mag zijn, verder te schrijven - ik moet eindigen. 't is tijd en meer dan tijd -
Truly Yours P.- 7 Oct. 53.
Adres: Weledelen Heere,
|
|