Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 17 Aan G.J. de ClercqDatum: 10 december 1852 uba
Delft 10 December 1852
Beste Gideon, 't mag toch geen Zaturdag worden zonder dat ik U van ons en den Zegen onzes Gods heb doen hooren. 'tGaat mij, mijn vrouw, mijn hart, mijn huis wel. Maandag avond op de vergadering van 't Zendelinggenootschap ben ik door de kollegaas met een hartelijkheid ontfangen en toegesproken, daar ik hiér niet alzoo op gerekend had. Het eerste zaad is Goddank, in goede aarde gevallen. Dat is ook gebleken bij bezoeken ‘niet aan Meneer den Domenee’ maar aan den Herder der Gemeente gebracht. Voorts heb ik ook Maandag. 9.9. den ouden CohenGa naar eind1. herderlijk bezocht - en hulpe ontfangen hebbende, is mij de ziekentroost niet al te onhandig afgegaan - daar was ik anders wel bang voor. Dan zijn er twee catechisanten komen opdagen, eén van 20 jaren, knap en ... een pil voor mij, ik wil het wel weten - eén van 13, voor de Bijbelsche Historieën. Verder heb ik dezer dagen nog eene lieve Catechizante aan huis, van wie ik heerlijke vreugde beleef - Jetjen DiestGa naar eind2.. Er wordt veel gesproken, | |
[pagina 15]
| |
veel geredeneerd, veel belang gesteld, veel gevorderd, veel geliefd. Wij gaan niet meer klokke elf naar bed: 'twordt nu half eén. t'Is intressant zulk een fiksch ontkiemend geloof te zien: t'is zalig er toe te kunnen bijdragen om het op te bouwen en te versterken. Zoo wordt men zelf ook opgebouwd: daarom is er zulk een uitnemende Zegen verbonden aan den arbeid van wien VinetGa naar eind3. ‘Chrétien d'office’ noemt. Onder al de ernstige Zaken, die zoo als ik het wensch, frisch en natuurlijk worden behandeld, schiet er altijd nog tijd genoeg over om eens een dwaasheid te zeggen en hartelijk te lachen. Wij - èn gij èn ik - kunnen nog niet buiten: 't hoeft ook niet: God gunt Zijnen kinderen in Christus het Speelgoed wel - als zij er maar hun tijd niet meê verbeuzelen en 't kunnen laten staan, waar 't past. En nu luister - en Zwijg! Op dít witte blaadjen sta voor het oog van mijn vriend een geheim - tusschen de regels. t'is haast te heerlijk en te heilig om te schrijven, ook trilt de pen in mijne hand - maar Gie, het is zoo. Denk met mij - bid voor ons - deel ons geluk. Ik weet dat Gij het deelen zult - anders zoudt Gij niet tot de eersten behooren, wien ik het schreef. De beste vrouw is perfekt wel, opgeruimd, happy. Wij hopen en verwachten, blij, vertrouwend, gelovig. Groet Uwe lieve Anna van ons. Schrijf me ook iets van Uwe lichtpuntjensGa naar eind4. - of bleven het dwaallichten, eilaas! Gisteren schreef ik ook aan Steven en SuzeGa naar eind5.. Ik doe geen ‘komplimenten’ in mijn brieven. Gij weet wié en wie gij telkens van mij te groeten hebt. Nu ga ik werken: Ik zit met een middag vol visites voor oogen, die allen ten eén ure belet hebben laten vragen: een Delftsch klokjen: als ik iemand niet thuis wil vinden ga ik om drie uur. Dan eet men. Een handdruk en een Zegegroet van tt. P. |
|