Het triumph-hofjen Iesu Christi ende Marie
(1633)–Pieter van Gelre– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Op de wijse: De Schoonste die my dus mart. &c.
O Droevichste Moeder Maria! laet
V vierde bitter Wee,
Mijn sondige sondaer, toch komen te baet,
Als ick moet lijden mee:
| |
[pagina 32]
| |
Want ghy hebt gelee'n, met uwen Soon,
Inwendich doen hy uyt quam met de Ioo'n.
2. Helacy een al te scherpen swaert
Doorsneedt doen uwe ziel,
Ghy saecht hem droef kruypen by der aerd'
Als een verachten Fiel,
Geladen met eene sware Cruys,
Heel tot Calvarien, van Pilatus huys.
3. Hoe menichmael is hy, u lieve kindt
Op strate neer ghestort,
Van droppelen sweet, by na heel verblindt,
En swacke asem kort,
Soo dat sijn al de bebloeden mondt,
Om lucht te krijgen dickwils open stont.
4. Als ghy dit waert siende, vielt ooc van rou
Met hem in bleecke swijm,
Soo dat ghy wel scheent een gestorven Vrou,
Doodt laten, van doodts vlijm,
't Was wonder als u swack droeve ziel
Soo na verhuyst was, 't leven noch behiel.
5. Och Sone! och Sone! mijn levens troost,
Mijn tweede ziel, en hert,
Moet ick u dus sien op het alderboost
Cruys dragen, met veel smert.
Ach dat ghy my nu oock tot u naemt!
Riept ghy dan als ghy by u selven quaemt.
6. Door dese benaude woorden droef,
Roep ick tot uwen Soon,
En mede tot u, denckt dat ick behoef
Een Hemels vreede-kroon,
Dus maeckt dat het swaert uws lijdens my
Gestadich van de helsche Draeck bevry.
FINIS. |
|