Het triumph-hofjen Iesu Christi ende Marie(1633)–Pieter van Gelre– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Voor-reden tot alle bedroefde. WAnneer de droeve sinnen, Mensch', wederom beginnen Te kloppen, aen u hert, Als u ontrocken werdt: Wat soetheyt van Gods gratie, Door aerdsche tribulatie: Soo denckt niet dat ghy zyt Van uwen Godt benijdt: Maer dat hy het bedroeven, Geeft om den mensch' te proeven, Of sy in druck en pijn, Sijn wil oock tegen zijn. Hy selver heeft gheleden, En droef den wegh getreden Des doodts, gelijck ick u Voor heb gedragen nu. In't bloemigh bedd' des Heeren, Daer hy ons recht gaet leeren, Datmen door lijden, hier Wordt als een rood, Angier. Nu sal ick u opdragen, De alderdroefste dagen, Die hier Maria heeft Met hertens wee beleeft: [pagina 4] [p. 4] Oock meed' veel soete vreuchden, Daer Godt haer door verheuchden, Als haer bedroefde ziel, Van smerte schier verviel. Dit sult ghy alles, inde Wit Lely bladen vinden, in Sangh'-maet voor geset, Van dit gebloemde Bed, Op dat, als u opkringen Droefheden, ghy meucht singen, Een Bly liedt, of een Wee, In plaets van aerdts on-vree'. Vaert wel dan in dit leven, En namaels wil u geven Den Opper-Hemel-vooght, Die vreucht die hy beooght. FINIS. Vorige Volgende