Het triumph-hofjen Iesu Christi ende Marie
(1633)–Pieter van Gelre– AuteursrechtvrijOp de stemme: Het glas van mijn gheneught.1.
O Hemels Godlijck licht,
Wilt neder dalen
Barmhertich mijn ghesicht
Als nu bestralen,
Op dat ick in u weghen niet en dolen,
Als d'aerdtsche duyster nacht,
Mijn haest verleyt ghedacht
Yets heeft ontscholen.
2.
Schuylt my met David eer
In sulck speloncke,
Daer my u wils begeer
Meer mach ontfoncken.
Als den vervolgher my eens komt besetten,
Dat ghy dan metter vaert,
| |
[pagina 63]
| |
Den inganck oock bewaert,
Met uwe netten.
3.
Dit werelts is met recht
Een woest omloopingh
Daer staech het hels ghevecht
Met vrees en noopingh
De siele soo verslant, dat sy het strijden
Is moede, want de slagh
En duerich nacht en dag
Qualijck om lijden.
4.
Wilt my met Caleph en
Iosua leyden:
Int lantschap, daer ick ben
In volle weyden.
Dat ick eens mach van sulcke spijse eten
Die noyt de grijse tijdt
Met schimmel heeft benijdt
Of onnut sleten.
5.
O hoogh verheven sael
Hoe sijn u steenen,
Dus suyver als een dwael,
Al heen, en heenen,
Ghemarmert met het bloet van Godes Sone?
Daer hy sijn vrienden in
Door een oprechte min
Laet vreuchdich woonen.
6.
Hy is de schencker oock
Aen hare maeltijdt,
| |
[pagina 64]
| |
Daer is geen domp, of roock
Of droeve quael-tijdt,
Daer was noyt stondt, die haer niet en verheughde,
Haer Lampen gaen niet uyt,
Want 't Lam is voor sijn Bruyt,
Een licht vol vreughden.
7
Wie soud dan niet nae u,
O Cana hopen:
Daer u ses kruycken nu
Niet meer uyt-loopen.
O Feest, ghy sijt van alle Feest de weertste
Maer niemandt can ghewis,
V nutten, voor hier is
Voldaen het eerste.
|
|