Woord vooraf
De historicus komt altijd te laat. De mogelijkheden voor een reportage zijn al lang verkeken, de mensen over wie hij schrijft kunnen niet meer worden geïnterviewd, laat staan bedankt. Toch zijn zij het, in dit geval zo'n vijftig Duitsers uit de zeventiende en achttiende eeuw, naar wie mijn dank in de eerste plaats uit moet gaan. Hun reisverslagen hebben mij geïnspireerd tot deze studie. Ik hoop in dit boek iets zichtbaar te hebben gemaakt van de hoop en de verwachting waarmee zij naar Nederland en vandaar naar Azië zijn gereisd en van de manier waarop zij na hun Oost-Indisch avontuur verder hebben geleefd.
Maar in deze eeuw zijn er enkele mensen die ik nog wel degelijk persoonlijk kan bedanken. Zonder de stimulerende aandacht en de praktische hulp van Annemiek Overbeek en Lodewijk Wagenaar zou dit boek er niet zijn gekomen. Zij hebben met mij de de avonturen van Jörg Franz Müller, Johann Wilhelm Vogel, Conrad Raetzel en de vele andere Oost-Indiëvaarders, vaak letterlijk, op de voet gevolgd. Mijn promotor Leo Noordegraaf en mijn co-promotor Eco Haitsma Mulier hebben met een nuchter vertrouwen het onderzoek gevolgd en mij vrijgelaten in de uitwerking ervan.
Verschillende vrienden en vriendinnen hebben mij op uiteenlopende wijze gesteund bij het onderzoek en bij het schrijven. Met name wil ik Tootje Meppelink danken voor haar onverbeterlijke nieuwsgierigheid naar menselijke motieven, ook al dateren die van eeuwen terug. Ook Guy Hardy wist zich altijd te verplaatsen in mijn onderzoeksdrift. Met Bert Paasman heb ik vele inspirerende uren doorgebracht met het doorgronden van het handschrift van Johann Gottfried Preller. Elsbeth Etty, Els van Eyck van Heslinga en Joost van Gelder hebben ieder in verschillende stadia versies van het boek gelezen en zinvolle verbeteringen voorgesteld.
Bepaalde boeken en bronnen had ik niet kunnen vinden zonder de hulp van Peter Kirsch in Heidelberg, Sybille Pfaff te Oberaurach en Agnieszka Stefanienko in Wroclaw en in Gent. In de bibliotheken van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam en van het Amsterdams Historisch Museum heb ik dankzij de hulpvaardigheid van de staf altijd met plezier kunnen werken. Uitgeverij sun dank ik voor de grote zorg die ze aan de uitgave van dit boek heeft besteed.
Erkentelijk ben ik ook het bestuur van het Spoorfonds van nrc Handelsblad dat mij in de gelegenheid heeft gesteld vijf maanden achtereen aan ditboek te schrijven. Tenslotte wil ik mijn collega's op de krant danken. Zij hebben te allen tijde begrip gehad voor het feit dat mijn hoofd soms meer