Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur
(2017)–Arie-Jan Gelderblom, Anne Marie Musschoot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
[pagina 73]
| |
Dat deze Geschiedenis van de Nederlandse literatuur bestaat, is in de eerste plaats te danken aan de auteurs. Frits van Oostrom, Herman Pleij, Karel Porteman, Mieke Smits-Veldt, Inger Leemans, Gert-Jan Johannes, Tom Verschaffel, Willem van den Berg, Piet Couttenier, Jacqueline Bel en Hugo Brems hebben, in samenspraak met hun meelezers, hun literaire periodes met grote inzet en deskundigheid in beeld gebracht. Ze wisten het enthousiasme én de discipline op te brengen waarmee mooie boeken worden gemaakt. Speciale dank gaat uit naar Inger Leemans, Gert-Jan Johannes en Tom Verschaffel die de pen overnamen van Joost Kloek, toen hij om gezondheidsredenen als auteur moest afhaken, en naar Jacqueline Bel die in plaats van Jaap Goedegebuure bereid was de jaren 1900-1945 voor haar rekening te nemen. Zoals in de afzonderlijke delen ook steeds is verantwoord, hebben de leden van de verschillende adviesraden de voorgelegde kopij van nauwkeurig commentaar voorzien, en daarmee een grote bijdrage geleverd aan het uiteindelijke resultaat. Hun namen staan vermeld in de lijst van verschenen delen. Tot onze grote spijt hebben Jan Roegiers, Marijke Spies en Hanna Stouten de afronding van de reeks niet kunnen meemaken. De Nederlandse Taalunie, tegenwoordig kortweg Taalunie, heeft de totstandkoming van de gnl financieel mogelijk gemaakt en het ontstaansproces gedurende ruim twintig jaar logistiek ondersteund. Dat het initiatief van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren om een nieuwe Nederlandse literatuurgeschiedenis te laten schrijven in een concreet project kon worden omgezet, dat financiering ontving van de Vlaamse en Nederlandse ministers van Onderwijs, is in niet geringe mate te danken aan de overtuigingskracht van de Algemeen Secretaris van de Taalunie in de jaren 1993-1997, Greetje van den Bergh. Haar opvolger ad interim, Joep Baartmans-van den Boogaart, legde als voorzitter eenzelfde betrokkenheid aan de dag tijdens een tweedaagse | |
[pagina 74]
| |
werkconferentie op het nias in Wassenaar in februari 1998, toen alle inhoudelijk betrokkenen bijeenkwamen om afspraken te maken over uitgangspunten en methoden van de op stapel gezette reeks. Michèle Wera en Tieneke Wilms hebben als projectleiders in deze beginperiode veel organisatorische paden gebaand en idem knopen ontward. Algemeen Secretaris Linde van den Bosch kon in 2006 de eerste concrete resultaten, het eerste en het laatste deel van de serie, in de Grote Kerk van Breda officieel laten aanbieden aan twee kroonprinsessen. In 2009 bereikte zij met de Universiteit Utrecht overeenstemming over een bijstelling van de financiering voor het deel 1700-1800, zodat het door Kloek neergelegde werk weer kon worden opgepakt. Projectleiders Karlijn Waterman en Elisabeth d'Halleweyn hebben bij de Taalunie het dossier ‘Literatuurgeschiedenis’ jarenlang onder hun hoede gehad. Ze zullen zich wel eens zorgen hebben gemaakt over planning en voortgang van een onderneming van zó lange adem. Martijn Nicolaas begeleidt thans de afronding van de reeks en zal het pakket weldra kunnen sluiten. Voor de praktische organisatie van vergaderingen kon altijd een beroep worden gedaan op Kim van Helmond en haar collega's op het bureau van de Taalunie. De samenwerking met uitgeverij Bert Bakker is vanaf het eerste begin zeer gelukkig geweest. In de voorbereidende gesprekken kwam directeur Mai Spijkers met een ambitieus uitgeefplan, dat hij in de volgende jaren met overtuiging heeft laten uitvoeren, zowel op het gebied van de productie als op dat van de marketing. Boekverzorgster Tessa van der Waals wist steeds de omvangrijke kopij in een evenwichtige, consequente typografie te gieten. Zij bedacht de elkaar in regenboogkleuren opvolgende ruggen en de voorplatten met ‘gevleugelde’ foto's van Harold Strak. De kopijbewerking door de verschillende bureauredacteuren blonk telkens weer uit door een scherpe blik en redactionele zorgvuldig- | |
[pagina 75]
| |
heid. Dat de contacten van Taalunie en auteurs met de uitgeverij nagenoeg altijd constructief en in goede sfeer verliepen, mag bij een omvangrijk project van meer dan twintig jaar looptijd niet onvermeld blijven, zeker wanneer we bedenken dat zich bij het maken van boeken altijd wel een paar hectische fases aandienen. Redacteur Marieke van Oostrom, tactvol en helder, was steevast in staat met beide zijden mee te denken. Ze wist een rustige regie te voeren en speelde zo een belangrijke rol in de onderlinge samenwerking. In ieder deel wordt erkentelijkheid uitgedrukt voor ontvangen hulp van personen en instanties. De daar geuite woorden van oprechte dank aan individuele personen worden hier niet herhaald, mede vanuit de overweging dat het voor de reeks als geheel niet past om van de afzonderlijke dankwoorden een simpele optelsom te maken. Bedanken betekent terugkijken, en noteren wat belangrijk was voor het welslagen van de gnl als afgerond project. Dan valt onmiddellijk op hoe genereus de diverse universiteiten, faculteiten en vakgroepen zijn omgesprongen met de uit hun midden afkomstige auteurs. Naast immateriële steun en aanmoediging kwam boven de afgesproken gefinancierde termijnen dikwijls extra tijd ter beschikking, was er geld voor internationaal congresbezoek of voor kleurenillustraties, mochten ter ondersteuning student-assistenten worden aangesteld of kreeg het onderwerp ‘literatuurgeschiedenis’ een plaats in een onderwijsprogramma, zodat ook studenten bij de ontwikkelingen betrokken werden. Belangstellende collega's en onderzoeksgroepen organiseerden colloquia over gerelateerde onderwerpen of dachten mee over uitgangspunten. De door de universiteiten geïnvesteerde hoeveelheden extra tijd en geld zijn niet in tabellen vastgelegd, maar moeten aanzienlijk zijn. Dat sommige universitaire bestuurders ook wel eens het einde van hun budget én hun geduld zagen naderen, is begrijpelijk. Dat ze uiteindelijk het | |
[pagina 76]
| |
belang van een voltooide literatuurgeschiedenis lieten prevaleren, is meer dan prijzenswaardig. Naast het oorspronkelijke budget kwam er financiële ondersteuning uit enkele andere bronnen. Frits van Oostrom was zich al, dankzij zijn in 1995 van nwo ontvangen Spinozapremie, grondig gaan voorbereiden op het schrijven van een geschiedenis van de Middelnederlandse literatuur. Zodra de gnl in de steigers gezet werd, was hij bereid zijn plannen in te passen in de nieuw opgezette reeks. Behalve voor inhoudelijke en redactionele ondersteuning kon hij middelen aanwenden voor de bouw en het onderhoud van webpagina's over zijn boeken http://www.fritsvanoostrom.nl/publicaties/stemmen-op-schrift en http://www.fritsvanoostrom.nl/publicaties/wereld-in-woorden. Worm en donder, het deel over de periode 1700-1800 in de Republiek, had niet geschreven kunnen worden zonder medefinanciering van het werk van auteur Gert-Jan Johannes door het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit Utrecht. Afspraken daarover met de Taalunie konden worden gemaakt dankzij ogc-coördinator Joost Dankers en faculteitsdecaan Wiljan van den Akker. Voor dit deel is verder ondersteuning ontvangen van de dr. C. Louise Thijssen-Schoute Stichting, de Stichting Daendels en het Fonds A.H. Martens van Sevenhoven. nwo/fwo gaf bijdragen voor Worm en donderen voor Verschaffels De weg naar het binnenland. De uitgever kon bovendien meermalen een beroep doen op het Nederlands Letterenfonds, voorheen het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds. Het nias in Wassenaar, het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences, bood, zoals gezegd, in februari 1998 onderdak aan een voorbereidende tweedaagse conferentie van alle deelnemers. Daarna konden verschillende auteurs kortere of langere tijd genieten van de gastvrijheid op | |
[pagina 77]
| |
het nias en de mogelijkheid om in perfecte omstandigheden zonder afleiding aan hun deel van de literatuurgeschiedenis te schrijven. De medewerkers van de geraadpleegde universiteitsbibliotheken waren altijd behulpzaam bij het opsporen en aanreiken van materiaal; hetzelfde geldt voor hun collega's van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen, het Letterenhuis in Antwerpen, het Letterkundig Museum in Den Haag, het Bilderdijk Museum van de Vrije Universiteit Amsterdam en de beheerders van digitale bestanden als de dbnl, de stcn en Early Dutch Books Online. Zonder lezers zou deze literatuurgeschiedenis een dode letter blijven. Gelukkig wijzen de tekenen in een andere richting. De reacties zijn legio en ze zijn alle zeer welkom. Het spectrum reikt van die ene nauwkeurige lezer, die een paar maanden na het verschijnen van ieder deel een lijstje met tik- en stijlfouten aan de hoofdredactie stuurde, via recensies in de dag- en weekbladpers tot de wetenschappelijke besprekingen die methoden, keuzes en inhoud in het vizier nemen. Mocht het komen tot herdrukken of herzieningen, dan zal de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur ongetwijfeld profiteren van deze ruime respons. |
|