'k Wil rijmen wat ik bouw
(1994)–Arie-Jan Gelderblom– Auteursrechtelijk beschermdHendrik Laurenszoon Spiegel (1549-1612)
| |
[pagina 11]
| |
Deez' lost en laadt men snel, die van de luwe ree
Weer voor de derde week gaan naar de rijke zee.
Dit veel vertieren doet woelig en welig leven
30[regelnummer]
Al 't volk, tot koopmanschap en zeevaart heel begeven.
Geruster leeft de herder bij zijn vee op 't veld,
En derft de buik-kwel-lekker spijs en 't kwellijk geld.
Ontelbaar is de waar. Wie kan 't volk overhalen
Die hier 's lands nooddruft al beurtwijs brengen en halen?
35[regelnummer]
Roomboter brengt de Fries, de noorder boer meest kaas;
De Keulnaar lekkere wijn en haalt verscheiden aas;
De onduitse Rus talk, traan, huiden en bont voor êlen;
De woeste Noorman stokvis, kanthout, masten, delen;
De Pruiser kerel rog', was, vlas, as, teer en hout;
40[regelnummer]
De Schotse koopman wol, lood, vellen en karsaaien;
De Engelsman schaft bier, fijn laken, tin en baaien;
De Nieuwe Wereld zout, hout, parels, huidprofijt,
Oost-Indië peper, noot, en bloemen, nagelen, zijd';
De Fransman luchtig deelt ons zeildoek, zout en wijnen;
45[regelnummer]
De geile Spanjaard levert olie, zout, rozijnen,
Wijn, vijgen, suiker, kurk, gesteente en specerij.
Wij geven noppig laken en veel kramerij,
Ook zuivel, vette haring, zoute vis, fijn linnen
Van buitenlands gewas. 't Verwisselen doet winnen.
50[regelnummer]
Maar wie in zulk gewoel naar simpele nooddruft tracht,
's Gemoeds wellust ver boven 's lichaams goederen acht,
En ziet (zelf ongezien) elk over 't hoofd in ruste,
Hem zal, als elkeen zorgt, vaak beter 't dichten lusten.
|
|