wereld nog niet, en het was om u zulke droefheid te sparen, om uw hart op dezen merkwaerdigen dag eene ongestoorde, reine vreugde zonder bitterheid te laten genieten, dat wy alles gespaerd hebben, wat wy maer missen konden, om u op onze kosten te kunnen kleeden. En voor onze belooning, voor al wat wy voor u tot heden gedaen hebben, vragen wy maer één ding: blyf ons toch altyd beminnen; o kind, heb ons toch immer lief, want uwe liefde is de vreugd van ons leven, ons geluk!...
Meer kon myne moeder niet uitbrengen: zy drukte my weenend in hare armen, en ik voelde hare tranen in warme peerlen my op de wangen vallen. Na eenige stonden omarming reikte zy my aen myn vader over, en deze, ook diep ontroerd, prangde my aen zyn hart, hief de oogen ten hemel, en kon slechts uitroepen:
- O God, geef dat het harte van ons kind mag zuiver en rein blyven als het nu is!
Ik beefde by dit tooneel van ontroering: hoe my dit in de gedachte kwam weet ik niet, doch ik viel op de kniën tusschen vader en moeder, nam van ieder eene hand, legde die in elkaêr in de myne, en sprak toen:
- O vader, vrees niet, o moeder ween niet, ik zal altyd braef en wys zyn!
Dan staerde myne moeder met de vurigste teederheid myn vader in de oogen; hy drukte haer de hand, die ik