| |
| |
| |
Hoofdstuk XXVII.
Richard's politieke stelsels in praktijk.
Wij zijn in achttien honderd zeventig.
De bloedige oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland is op eenen wenk van twee monarchen uitgeborsten. Hunne grillen zijn wet, en moeten aanzien worden als de uitdrukking van oorlogszucht van millioenen menschen, die bij het oorlogen niets te winnen, maar alles te verliezen hebben.
Stroomen bloeds hebben reeds den franschen bodem doorweekt. Duizenden menschen zijn gevallen, duizenden weduwen en weezen liggen in de diepste armoede gedompeld, en weenen bloedige tranen over het verlies van eenen echtgenoot, eenen vader, die de onmisbare steun des huizes was. Millioenen franken, stapels goud worden tot menschenslachting aan kruid en lood verkwist, terwijl het duizenden arme duivels aan twee stuivers ontbreekt, om een broodje te koopen ten einde den nijpenden honger te stillen.
Doch, wat geeft dit alles! Wat is het geluk van al die menschen, wat de fortuin en de voorspoed des lands, in vergelijking met den troon eens keizers? De dynastie vóór alles, de troon vóór alles, al ware het slechts te midden van puinhoopen!
Richard en Alfred zijn nu weer sedert lang innige vrienden. Richard is hoofdopsteller van ‘Le Réveil du Peuple’ Alfred medewerker aan hetzelfde dagblad.
Op het oogenblik onzer geschiedenis zitten beiden op Richard's kamer met belangstelling over de jongste gebeurtenissen te spreken.
| |
| |
Richard's kamer is nu op de tweede verdieping in een huis der St. Denijs-straat. Zij mag wel juist niet prachtig genoemd worden, maar is ook van zeker comfort en sierlijkheid niet ontbloot. Een bijna nieuw Smyrna's tapijt bekleedt den grond; een zachte breede sofa met groot tijgersvel ervoor, staat tusschen de twee vensters, die op de woelige St. Denijsstraat uitzicht geven. Eene tafel met één voet staat in het midden en is bedekt met een kleed gekozen naar het vloertapijt. Eene marmeren schoorsteenmantel is met een bronzen uurwerk en twee kandelabers in denzelfden stijl versierd. Deze worden weêrgekaatst in eenen helderen grooten spiegel, die met zijne breede bruine met koper bewerkte lijst, den schoorsteen in gansch zijne breedte bekleedt. De vuurhaard ligt met houtblokken gereed, en wacht slechts een vuurgenster om met de eerste koude, snorrend en knetterend op te vlammen. Een bronzen luchter, met menigvuldige gasbougies, hangt in het midden. Eenige chineesche en oud porseleinen voorwerpen, eenige keurige schilderijen met smaak geplaatst of gehangen, maken de kamer tot een klein museum, waarin de helderheid van het daglicht desnoods door groote gordijnen gematigd wordt.
De klok wijst kwart voor zeven, terwijl de dagwijzer aanduidt, dat we den 3den September hebben.
- Ik weet niet, zegt Alfred, maar het volk is angstig. Het schijnt, dat er ernstige tijdingen van het oorlogstooneel in het ministerie toegekomen zijn.
- Het fransche volk is zoo lichtzinnig en laat zich zoo gemakkelijk om den tuin leiden.
- De ‘Figaro’ met zijne geheimzinnige tijdingen heeft buitengewonen bijval.
- Gedenk Saarbrücken.
- Wat wilt ge? De openbare begeerte wil gestreeld worden, al ware het met leugens. Hoe grooter de dwaasheid, hoe gemakkelijker zij door het volk aangenomen, en verbreid wordt, als zij slechts met zijne innige wen- | |
| |
schen strookt.
- ‘Mundis vult decipi’. Het is gelijk, mijns inzien nadert Napoleon's val.
- En nochtans is er in Frankrijk buitengewone voorspoed sedert zijne regeering. De eigendommen zijn in waarde verdubbeld, de nijverheid heeft eene buitengewone uitbreiding genomen, de koophandel beleefde nooit dergelijken voorspoed als heden; kortom, de openbare fortuin is vertiendubbeld.
- Wij zijn het eens. Maar denkt ge, dat zulks door toedoen, of tengevolge van Napoleon's regeering geschied is?
- Niet?
- Wel waarachtig niet! Op het einde der 18de eeuw streed het volk voor zijne vrijheid en zijne ontslaving. Het gelukte ten deele in zijnen strijd, bekwam zekere vrijheden en werd meester van zijnen arbeid. Het genie zocht, vond en schiep, en voerde zijne werken en uitvindingen voor eigen rekening uit. Deze prikkel deed wonderen ontstaan. De stoom werd als bewegingskracht overal toegepast; door het vernuft van uitvinders en werktuigkundigen werden de werktuigen als met geest en overleg bezield; het staal door den adem van den stoom gedreven verwierf eene onbeperkte kracht en verving het zwakke arbeidsvermogen van den menschelijken arm. Duizenden producten werden in groote hoeveelheid voortgebracht. Door vernuftige en doelmatige vervoermiddelen werd het verkeer tusschen alle volkeren vergemakkelijkt, bespoedigd en bij gevolg verhonderdvoudigd. Het fransche volk is met die beweging het eerst begonnen en heeft dan ook het eerst zijn voordeel er uitgetrokken. Ziedaar alles. Het zijn de omstandigheden, het is de eeuw, die den voorspoed van Napoleon's regeering verwekte; niet Napoleon, die oorzaak is van den voorspoed zijner eeuw!
- Maar, hij is den werkman genegen?
-Hij vond in de werkmansklasse een dreigend middel tegen de burgerij, over wier hoofd hij den opkomenden
| |
| |
invloed der werklieden, als het zwaard van Damocles liet hangen.
- Maar het volk is hem genegen?
- Hem genegen als de hond, dien men niet durft verdrijven, omdat men zijne tanden vreest. O, bedrieg u niet! Indien Napoleon uit den huidigen oorlog niet zegepralend terug keert en daardoor niet op nieuw in de volksgunst geraakt, is hij een verloren monarch. Frankrijk wil meer vrijheid, of liever Frankrijk weet niet wat het wil.
- Vrijheid! is het tooverwoord, waarmede men in alle omstandigheden de vaderlandslievende snaar, in het hart van eiken Franschman, kan doen trillen. Ons laatste artikel in ‘Le Réveil du Peuple’, is er een klaar bewijs van.
- Gij hebt gelijk. Het woord ‘Vrijheid’ is in théorie de machtigste hefboom om 's menschen hart en geestdrift op te winden en aan te vuren. Maar, wat is de volkomene vrijheid, in praktijk gebracht bij het fransche volk? Eene hersenschim, een onmogelijk iets, dat schittert en verlokt, maar geen lichaam heeft, even als de kleuren van den regenboog, die het oog streelen, maar in het niet verzwinden, als men ze wil naderen. In naam der vrijheid beperkt men maar al te dikwijls de vrijheid van anderen, en verliest men uit het oog de grens, waar de persoonlijke vrijheid eindigt en de rechten der maatschappij beginnen. In naam der vrijheid vervolgt en kerkert en doodt men soms zijnen evenmensch. In naam der vrijheid zag men, in 1848, twee republikeinsche legerbenden tegen elkander invliegen en eene schromelijke menschenslachting aanrichten.
- Zonderling mensch! Richard, sedert jaren zijn wij vrienden en nog zijt gij mij een geheim, een raadsel. Gij schrijft steeds in den naam der vrijheid, gij spreekt en pleit in naam der vrijheid en voor de vrijheid, en inwendig zijt gij overtuigd, dat de volkomene vrijheid en gelijkheid eene hersenschim is.
| |
| |
- Met u wil en moet ik openhartig zijn. Welnu, daar ik eerlang groote omwentelingen voorzie, zal ik u eens en voor altijd, mijne oprechte overtuiging, mijne ware geloofsbelijdenis mededeelen. Zij is: Het doel wettigt de middelen.
- Zoodat uw eenig grondstelsel is geene grondbeginsels te hebben?
- Natuurlijk! Vaste grondstellingen zijn hinderpalen, die maar al te dikwijls het bereiken van een voorgesteld doelwit onmogelijk maken. Ik maak nochtans uitzondering voor éénen levensregel, welke is en blijft: Oprechte menschenliefde begint met zichzelve.
- - De zelfzucht als grondbeginsel?
- Dat verwondert u? Wat gaat ons nochtans nauwer ter harte dan ons eigen welzijn? Ieder mensch is mijns inziens op de wereld om zichzelven het aanzienlijkste deel vermaak, welzijn en vermogen met de minst mogelijke moeite te verwerven. Nu, vermits we tot de minst gegoede maatschappelijke klasse behooren en dus bij maatschappelijke veranderingen niets te verliezen, maar bij alle te winnen hebben, ben ik stelselmatig vóór alle veranderingen en omwentelingen.
- En wij strijden in; naam der rechten van de werkende klasse?
- Dat is een middel. De werkende klasse is onze hefboom en doet ons dagblad draaien. Ons dagblad verschaft ons een bestaan; toepassing van mijn principe: ‘Het doel wettigt de middelen’.
- Maar uwe republikeinsche gezindheid?
- Onder Napoleon ben ik republikein, omdat zulks met mijn persoonlijk belang strookt. Komt de Republiek tot stand, dan ben ik demokraat; onder de demokratische fransche Republiek word ik voorstander der algemeene demokratische Republiek; onder de algemeene demokratische Republiek word ik strijder voor het Communisme; wordt het Communisme verwezenlijkt, dan vraag ik den socialis- | |
| |
tischen maatregel ‘Verdeeling der goederen’.
- Ha! ha! ha! Ge doet me waarlijk lachen.
- Zoo zal ik streven, ten minste zoolang de fortuin mij persoonlijk niet tegenlacht; zoolang ik bij de maatschappelijke veranderingen niets te verliezen, maar alles te winnen heb.
- Maar zoo de fortuin u tegenlacht onder een of ander staatsregiem?
- Dan word ik natuurlijk Ultra-Conservatief, al ware de paus mijn koning!
Alfred wil eenige aanmerkingen maken; doch eensklaps wordt er op de deur geklopt.
- Binnen!
Een kleine jongen treedt binnen en bestelt een telegram.
Richard leest het adres. Voor de redactie, mompelt hij. Er moet nieuws zijn! Nieuwsgierig opent hij het bericht en leest:
- Tonnerre, dat is wat sterk!
- Wat nieuws? vraagt Alfred.
- De fransche legers zijn gansch verslagen; Napoleon is krijgsgevangen. Kom Alfred, snellen wij naar de bureelen van ons dagblad.
Gansch Parijs is te been. Er heerscht eene ongemeene drukte in de straten, alhoewel de nederlaag der fransche legers nog slechts aan eenige officieele personen en dagbladschrijvers bekend is. Elkeen weet echter, dat een beslissende veldslag op handen is. Als door instinctmatige nieuwsgierigheid gedreven, waarin bij sommigen een voorgevoel van onheil doorstraalt, terwijl bij meest allen een vast vertrouwen in het gelukken der fransche legers verscholen ligt, komt de menigte uit alle straten naar de ‘Place de la Concorde’ stroomen, gedreven door de hoop in de nabijheid der Tuileries, der Ministeriën en der Wetgevende Kamers, eenige inlichtingen in te winnen.
Omtrent middernacht wordt de volgende aan kondiging op de muren van Parijs aangeplakt.
| |
| |
Franschen,
Een groot ongeluk treft liet vaderland.
Na drie dagen heldhaftigen strijd, door het leger van Maarschalk Mac-Mahon tegen drie honderd duizend vijanden volgehouden, zijn veertig duizend man krijgsgevangen genomen.
Generaal Wimpffen, die in vervanging van den zwaar gewonden Marschalk Mac-Mahon, het opperbevel van het leger op zich nam, heeft eene overgave geteekend.
Die vreeselijke slag doet echter onzen moed niet wankelen. Parijs wordt heden nog in staat van verdediging gebracht. De strijdkrachten des lands worden verzameld; binnen weinige dagen staat een leger onder de muren van Parijs, terwijl een tweede gevormd wordt op de oevers der Loire. Uwe vaderlandsliefde, uwe eendracht, uw moed zullen Frankrijk redden. De Keizer is in het gevecht krijgsgevangen gemaakt. Het bestuur neemt, met de openbare macht, alle maatregelen, die de ernst der gebeurtenissen eischt.
De raad der Ministers
Graaf de Palikao; - Henri Chevreau, Admiraal; - Rigault de Genouilly; - Jules Brame; enz.
Onbeschrijfelijk is de indruk, door deze tijding te weeg gebracht. Het parijsche volk, doorgaans zoo prikkelbaar en zenuwachtig, blijft stom van verbazing, als ware het voor 't oogenblik met geesteslamheid en gevoelloosheid geslagen.
‘Le Réveil du Peuple’ verschijnt des anderen daags met een artikel, tot opschrift dragende: ‘La Déchéance!’, waarin de vervalverklaring van Napoleon met klem geeischt, en het uitroepen der Republiek als het eenige reddingsmiddel voor Frankrijk aangetoond wordt.
Men vecht letterlijk om het blad. Dienzelfden dag hebben twee vergaderingen in de Wetgevende Kamer plaats. Om drie ure wordt de Kamer door het woelige volk overweldigd, waaronder zelfs Nationale Garden, die den koperen arend van hunnen kepi afgetrokken hebben. De volks- | |
| |
menigte eischt Napoleon's vervalverklaring en de uitroeping van 't Gemeenebest.
Keizerin Eugenie verlaat de fransche hoofdstad. Den anderen dag worden generaal Trochu, Emanuel Arago, Crémieux, Jules Favre, Jules Ferry, Gambetta, Garnier Pagès, Glais Bizoin, Pelletan, Picard, Rochefort en Jules Simon, ter vervanging der ministers van het keizerrijk, tot leden van een nieuw Gouvernement der Nationale Verdediging uitgeroepen.
Wij zullen hier niet verder over de geschiedkundige feiten uitweiden; eenieder herinnert zich nog den snellen tocht der duitsche legers naar Parijs, na de overwinning bij Sedan.
Den 17den September heeft het leger van Generaal Vogel von Falkenstein reeds de omstreken der hoofdstad bereikt. Achtereenvolgens hebben de gevechten van Mesly, Chatillon, Villejuif, Chevilly en meer andere plaats, waarin telken male de parijsche legertroepen vruchteloos trachten de belegerende Duitschers te doen wijken. Den 30sten October wordt ‘Le Bourget’ door de Pruisen ingenomen. Eindelijk den 1sten Maart 1871, om 10 ure 's morgens, doen de Duitsche troepen langs de prachtige dreef der Elyzeesche Velden hunne intrede in Frankrijk's hoofdstad. Die dag is voor het fiere Parijs een dag van rouw en droefheid.
Kort nadien wordt de Commune, te Parijs, uitgeroepen. Het land integendeel zendt, door de stemming van 8sten Februari, eene koningsgezinde meerderheid naar de Nationale Vertegenwoordiging van Bordeaux.
Weldra zal de broederoorlog, tusschen het fransche leger van Versailles en de vereenigde machten van Parijs, plaats hebben. Weldra zal Parijs ooggetuige zijn der wreedste vernielingen, der bloedigste broedermoorden, die in de wereldgeschiedenis voorkomen.
Maar, keeren wij tot de helden van ons verhaal, Alfred en Richard, terug. Wij zagen reeds, hoe Alfred door zij- | |
| |
nen omgang met Richard en door den invloed van het socialistische en revolutionnaire midden, waarin hij nu eenigen tijd verkeert, zonder walg of afschuw, de ongerijmste dwaalbegrippen, de verfoeilijkste leerstelsels en princiepen hoort verkondigen en zelfs zijn talent leent om ze door woord en schrift te helpen verspreiden. En nochtans, hij is niet slecht van inborst, de verdwaalde jongen, die onbaatzuchtig genoeg was om ten koste van zijn eigen belang Kaatje voor eene vernederende straf te vrijwaren en gansch zijne fortuin, aan zijne liefde, en aan hare eer, opofferde. Het is echter met den geest des menschen even als met zijn lichaam gesteld. .Het lichaam gewent zich, in zekere mate, door dagelijksch en toenemend gebruik, aan het hevigste vergif zonder er schijnbaar door te lijden; zoo ook is het met den geest, die zich welhaast aan princiepen, die in den begin verfoeilijk schijnen, gewent. In beide gevallen echter zullen de aangerichte verwoestingen, na korter duur zich onfeilbaar vertoonen. De natuur wil niet verkracht worden, zij vergeeft niet. Het is slechts eene zaak van tijd en omstandigheid, maar het geestelijke als het lichamelijke vergif zal en moet zijn uitwerksel hebben.
Aangespoord door zijne natuurlijke goedhartigheid en de liefde voor het land, dat hem gastvrijheid schenkt, heeft Alfred zich van den eersten oogenblik als vrijwilliger bij de nationale garden ingelijfd en zich in menig gevecht tegen de Pruisen onderscheiden.
Wat Richard betreft, hij is een hevig voorstander der Commune. Hij schrijft en strijdt voor den nieuwen regeeringsvorm met eene vurigheid en schijnbare overtuiging, die hem welhaast een zeker aanzien geven. Dagelijks is hij in aanraking met Cluscret, d'Assi, Courbet, Vermorel en meer andere hoofden der Commune.
Richard, die zonder overtuiging gansch de reeks der waanzinnige, politieke gezindheden doorloopen heeft, is door de omstandigheden gedwongen, eindelijk werkdadig de hand
| |
| |
te slaan aan de verwezenlijking van het maatschappelijk programma, dat hij uit persoonlijk belang aangepredikt en voorgestaan heeft. Als luitenant is hij bij een korps Republikeinsche Garden benoemd.
Bij de laffe moorderijen op de fransche veldoversten, Clement Thomas en Lacomte, was hij aanwezig.
Voor de eerste maal ziet hij de gevolgen zijner leerstelsels. Voor de eerste maal ziet hij het verdwaalde volk onschuldig menschenbloed plengen. Een laatste maal heeft hij tegen de wroeging van een schuldig geweten geworsteld. Voortaan zal de euveldaad hem geene moeite meer kosten; zijn geweten is tegen de misdaad geharnast.
Alsof het zien van menschenbloed de razernij in het hart van den mensch ontsteekt en hem dorstig maakt naar meer bloed, is hij voortaan een der hevigsten om tot de strengste wederwraak aan te vuren: Voor ieder hoofd der verbonden vrijwilligers, dat de Versaillers zullen doen vallen, schrijft hij in zijn nieuwsblad, zullen twee hoofden der Versaillers afgeslagen worden. In het begin der maand Mei is Richard als woedend en dolzinnig. Hij ziet wellicht, dat Parijs eerlang in handen der fransche troepen vallen zal. Mac-Mahon met zijne legerscharen omringt de hoofdstad, die zelfs reeds ten deele is ingenomen.
Nog schieten de Communisten van uit de huizen, van achter hoeken en verschansingen. Het is evenwel klaar, dat de broederoorlog met de beslissende inneming van Parijs gaat eindigen. Het uur der straf nadert! De opperhoofden der Commune zijn daarvan overtuigd.
- Wat gedaan?
Een helsch plan ontstaat in hunnen geest.
- Indien de Commune van Parijs bezwijken moet, welnu, verdwijne liever Parijs! Ja, liever de hoofdstad te vuur en te vlam verwoest, liever Parijs tot asch vernietigd en in den wind verzwonden, dan Parijs weder aan Frankrijk!
Ziedaar, tot welke gruwelijke euveldaden de mannen in staat zijn, die beweren de maatschappij met een stelsel
| |
| |
van ongeminderde vrijheid, gelijkheid en broederschap te besturen. Ziedaar de maat der broeder- en- vaderlandsliefde van hen, die beweren alle menschen als broeders te erkennen.
Het was op het ‘Chateau d'Eau’, dat de Communisten hunnen laatsten en hardnekkigsten wederstand boden. Ziende, dat alle hoop verloren is, wordt Richard aan het hoofd van eenige mannen naar het oude stadhuis gezonden, om het zonder genade aan de vlammen ten prooi te geven.
Zonder aarzelen neemt hij dit schandelijk bevel op zich. Onder het zingen der ‘Marseillaise,’ trekt hij, gevolgd door eenen hoop razende en dronken vrouwen, naar het aloude reuzengebouw, dat sedert eeuwen eene der schoonste sieraden der wereldstad geweest is. Het gansch e monument wordt met stroomen petrool begoten. Op een gegeven teeken wordt er eene brandende lont ingeworpen.
De gloeiende vlammen vliegen knetterend door vensters en dak torenhoog de lucht in; eene kronkelende en walmende zwarte rookkolom vormt zich tot eene onheilspellende wolk. Eenige uren nadien, is het gemeentegebouw slechts een puinhoop. Alleen de buitengewone dikke en sterke muren blijven staan, als schrikverwekkend gedenkteeken der gruwelen van hen, die de 19de eeuw bezoedeld hebben met het meest barbaarsche vandalisme en de monsterachtigste euveldaden, die in de geschiedenis der menschheid met bloedige letters staan opgeteekend.
EINDE VAN HET EERSTE DEEL.
|
|