| |
| |
| |
Hoofdstuk XX.
De vurigste wensch van vrouw Claessens wordt vervuld,
Eindelijk is de dag van Jefken's Eerste-Communie aangebroken. Moeder is met hem naar Charleroi geweest en heeft een best zwart lakensch pak en een dito kastoren hoedje gekocht, waarmede hij er vrij netjes uitziet, alsmede een paar verlakte schoentjes en een kerkboek met verzilverd slot. Dit alles kost wel veel geld, maar moeder staat er op, dat Jefken voor niemand zou moeten onderdoen. Immers, de kinderen doen maar eens hunne Eerste-Communie! en dan, is Jefken niet de eerste in de leering geweest en heeft mijnheer de pastoor niet gezegd, dat er iets goeds van dat kind te wachten is?
Vader Hein is ook niet weinig trotsch op zijn aangenomen zoontje; in zijne oogen is er geen schooner en knapper jongentje in gansch den omtrek.
De plechtigheid is voltrokken.
Jefken treedt met zijne moeder huiswaarts, waar vader en Wiesje wachten om hem geluk te wenschen. Claessens schenkt zijn zoontje eene prent en Wiesje een schoon kantbeeldeken. Jefken bedankt beiden met eenen hartelijken kus. Nu zal moeder met haar zoontje bij mevrouw de la Royère het ochtendmaal gaan gebruiken, want die goede dame heeft hen daartoe welwillend uitgenoodigd.
De zelfvoldoening en fierheid te schetsen, waarmede vrouw Claessens zich voorbereidt tot die vereerende uitnoodiging is onmogelijk. Denkt eens na: Chocolade gaan drinken
| |
| |
bij Mevrouw, de rijkste eigenares der gemeente. Waarlijk 't is geen kleine eer, die hun en gansch de familie te beurt valt. Zij zal het geheel haar leven niet vergeten!
- Maar........,........
- Wat is dat? Een rijtuig aan de deur! Hemel!.... Toe, Hein, doe de deur eens open!
Een lakei met gouden boorden en knoopen aan zijne livrei komt binnen. Hein noch Trees kunnen hunne oogen gelooven, en schijnen al even verlegen als Jefken en Wiesje, die zoo beteuterd opzien als kwam de goede St. Nicolaas hun, in hoogst eigen persoon, een bezoek afleggen.
- Baas Claessens, zegt de lakei, ik kom uit naam van mevrouw de la Royère uwe vrouw en uw zoontje halen, om bij haar te gaan ontbijten.
Trees beziet haren man, vervolgens hare beide kinderen; allen bezien elkander.
- Van wege mevrouw de la Royère, stamelen de beide echtgenooten verwonderd.
- Van haar zelve, herhaalt de knecht, terwijl hij even buigt.
Nu loopt Trees op Jefken toe, neemt eenen kleerborstel en borstelt zijn splinter nieuw pak, als kon er zich sedert een paar uren eene duimdikke laag stof op vastgekleefd hebben; strijkt de haren van zijn hoedje, die zich door den wind een weinig opgericht hebben, glad; vaagt zijn mondje af en zegt zeer ernstig:
- Jefken, zie dat gij u ordentelijk gedraagt bij Mevrouw hoor, en dat gij zeer beleefd zijt!
Jefken belooft zulks.
De beide genoodigden groeten vader Claessens en Wiesje, welke laatste een weinig bedroefd is, omdat zij niet mee mag rijden, maar met de belofte op een lekkeren koek gepaaid wordt. De lakei opent eenigszins plechtig de kleine huisdeur en moeder en zoon stappen naar het rijtuig, met een koppel blinkende paarden bespannen. De lakei trekt het portier open en beide genoodigden . stijgen, onder de
| |
| |
bewondering van eene toegeloopene menigte, fier en geluk kig in de prachtkoets.
- Heere, moeder wat is dat schoon! mompelt Jefken.
- Nog nooit heb ik iets zoo kostbaars gezien! antwoordt de moeder.
- Moeder, herneemt Jefken, mevrouw de la Royère moet toch wel rijk zijn, niet waar, om zoo een rijtuig en een koppel paarden te kunnen voeren?
- Dat geloof ik wel, mijn kind! Wat moeten de rijke menschen toch gelukkig zijn!... Houd u deftig, Jefken, kijk zoo niet door het portier, de menschen zouden het merken.
Jefken gehoorzaamt.
- Maar moeder, vervolgt het kind, wij zijn toch ook gelukkig, niet waar? Ik zou voor zoo'n rijtuig en twee paarden toch mijn zusterken niet willen missen.
- Niet? vraagt de tevredene moeder.
- Neen moeder, en voor geheel den rijkdom van mevrouw de la Royère ook nog niet!
- Niet? herhaalt de moeder half verstrooid.
Intusschen blijft het rijtuig voor het prachtig huis van mevrouw de la Royère staan.
- Dat is spijtig, hé moeder, dat wij er zoo gauw zijn! meent Jefken. Rijden is zoo plezierig!
Moeder heeft echter geen tijd tot antwoorden, want reeds is er gescheld en vliegt het portier open. Vrouw Claessens stapt met haar zoontje, die zijn kerkboek en zijn wit zakdoekje in de hand houdt, het rijtuig uit en treedt den prachtigen marmeren en met zuilen versierden poortgang binnen.
Een knecht leidt hen in eene rijk gemeubeleerde plaats. Jefken, die nog nooit iets dergelijks zag, kan het zachte tapijt, de donzige stoelen, de in hout gesneden vergulde lijsten der overgroote spiegels niet genoeg bewonderen, noch den marmeren gebeitelden schoorsteenmantel, noch de groote pendule en kandelabers, noch de overgroote lichtkroon,
| |
| |
met hare talrijke armen, noch de schilderijen, die de wanden versieren. Alles, alles geeft hem stof tot bewondering.
- Moeder, zegt hij fluisterend, waar mag mevrouw de la Royère al die schoone dingen toch gehaald hebben?
Moeder blijft hem het antwoord schuldig, want daar gaat de deur open, en genoemde dame treedt de zaal binnen.
Vrouw Claessens en Jefken staan op en groeten haar met veel eerbied.
- Zet u neder, zegt Mevrouw tot hare bezoekers en tevens wenscht zij de moeder geluk met haar zoontje, en Jefken heil met het groot voorrecht, dat hij heden genoot.
- Niet waar, Mevrouw, hij heeft zijn best gedaan, aarzelt de moeder.
- Ik geloof het wel. Hij is, zoo ik vernam, de eerste van allen in de Christelijke leering. Ook, heb ik er op gestaan, dat hij bij mij het ontbijt zou gebruiken. Ik heb ook nog een geschenk voor hem.
Zoo zeggende gaat zij naar eene kast, neemt er een prachtig album uit, benevens een paar keurig ingebonden boeken en eene doos suikergoed;
- Ik dank u, Mevrouw! zegt de kleine, zoozeer van aandoening en blijdschap bewogen, dat hij nauwelijks die woorden uiten kan.
- En wat zult gij met dit alles nu doen, mijn vriendje? vraagt Mevrouw.
- Het suikergoed zal ik voor ons Wiesje besparen. In de boeken zal ik leeren, en als ik van leeren vermoeid ben, zal ik met mijn zusje in het album kijken, zegt de kleine zeer ernstig.
- Wel, mijn vriendje, zeer wel! herneemt Mevrouw, die blijkbaar met het gepaste antwoord van den kleinen snaak zeer in haren schik is. Daarna houdt zij een klein sermoentje, spreekt hem over de plechtigheid van den dag, hoe hij zich die altijd moet herinneren, en zich toeleg- | |
| |
gen om steeds braaf te zijn.
Trees wil er ook nog een woordje bijdoen, maar daar zij te welsprekend wil zijn en niet geheel op haar gemak is te midden van al dien rijkdom en in aanwezigheid van Mevrouw, geraakt zij van haar stuk en kan hare gedachten niet in woorden brengen.
Jefken belooft steeds braaf en leerzaam te zijn, waarna mevrouw de la Royère zich opricht en hare genoodigden verzoekt haar te volgen. Zij treden eene zijkamer binnen, waar warme chocolade en koffie, benevens een groot bord heerlijke broodjes hen wachten.
Jefken zit zeer netjes op zijnen stoel maar kan, uit aandoening zeker, toch niet te best ontbijten. Nadat de eerste kop chocolade geledigd is, wendt Mevrouw zich tot Trees Claessens:
- Ik heb met veel genoegen gehoord, zegt ze, en ondervind het persoonlijk, dat gij uwe kinderen wel opbrengt. Wat meer is, uw man is een voorbeeldig werker en gij zelve zijt eene vlijtige en zorgdragende huisvrouw. Ik vermeen, dat gij eenig geld hebt weten te besparen, en dat gij niet ongenegen zoudt zijn eigenares te worden van het huisje, dat gij zoo zorgvuldig weet te onderhouden en te verfraaien.
- Inderdaad, antwoordt Trees met kloppend hart.
- Ik ben er stelselmatig tegen eenigen eigendom te verkoopen. Bood men mij tienduizend franken voor uwe woning, dus meer dan tweemaal de waarde, toch zou ik nog weigeren. Immers uw hofje paalt aan mijnen tuin en ik ben er niet zeer op gesteld om den eersten den besten persoon in mijne buurt te krijgen. Daarom ook hecht ik bijzonder prijs aan dien kleinen eigendom.
- Natuurlijk! stamelt moeder Claessens, die geheel wat anders verwachtte.
- Natuurlijk! herhaalt Mevrouw. Nu om u een bewijs van mijne genegenheid te geven - want gij en uw man zijt oprechte, brave en plichtbeseffende lieden, en voor
| |
| |
zulke lieden heb ik zeer veel achting, - wil ik u het huisje verkoopen.
Verkoopen, denkt de goede Trees, en juicht in haar binnenste, nu haar geliefkoosde wensch vervuld zal worden.
- Ik zal het u afstaan voor de som van twee duizend franken, alhoewel het voor een ander aan hoegenaamd geenen prijs te koop zou zijn.
Trees, door blijdschap overmeesterd, wil Mevrouw bedanken, maar hare zenuwen worden haar te sterk en zij barst in een luid snikken uit. Ach Mevrouw, zegt ze na eenig bedaren, hoe zal ik u ooit dankbaar genoeg kunnen zijn! Wat blijde tijding voor mijnen man! Wij zullen u gansch ons leven lief hebben en beminnen!
- Genoeg daarover, goede vrouw. Zeg aan uwen man, dat hij aanstaanden Donderdag te mijnen huize mag komen. Mijn notaris zal hier zijn om de koopakte te sluiten.
Na hernieuwde dankbetuigingen zijn Trees en Jefken eenige stonden later weder in het rijtuig gezeten. De goede vrouw ziet er zoo fier uit, dat men in de verzoeking zou komen haar voor mevrouw de la Royère te houden. Maar ook, gaat zij geen eigen huisje bezitten? En Hein, wat zal Hein er van zeggen? Trees is zoo benieuwd het te weten, dat de korte rid haar nog te lang schijnt. Daar houdt het span voor haar huisje stil. Hein en Wiesje staan reeds op den dorpel te wachten.
Vlug als een meisje van drie maal zes, vliegt Trees van uit het rijtuig haren man om den hals. Deze, verwonderd over zooveel blijdschap, denkt dat zijne echtgenoote bij Mevrouw, van den eenen of den anderen lekkeren drank, wellicht wat te veel genoten heeft. Doch Trees trekt hem zegevierend naar binnen en hem strak beziende vraagt zij met eene opgewondenheid, die waarlijk kluchtig is, of hij wel raden kan, wat geluk en eer haar is
| |
| |
te beurt gevallen.
Nu schiet Jefken vooruit en laat, opgetogen van blijdschap, aan vader de gekregene schatten zien, terwijl Wiesje vraagt of er niets voor haar bij is. Zij zal immers ook deelen, wanneer zij hare Eerste-Communie doet.
- Stil kinderen! gebiedt Trees. Ik heb vader over ernstige dingen te spreken.
Hein herinnert zich nu de gedane vraag, en peinst een oogenblik:
- Wel vrouwtje-lief, zegt hij, welk ander geluk zou u te beurt gevallen zijn dan dat mevrouw de la Royère u met eene lekkere flesch wijn getrakteerd heeft.
- Eene flesch wijn! herneemt Trees met minachting, alsof zij dat heerlijke vocht alle dagen naar believen te drinken had; eene flesch wijn! Het lijkt er niet eens naar! Raad maar wat beters; gij moogt het vrij doen!
Hoe Hein, tot overspanning zijner hersenen, ook raadt, hij kan het bedoelde geluk maar niet vinden en verklaart, dat hij het opgeeft.
- Wil ik het u zeggen, vader! meent Jefken.
- Stil, mondje dicht! gebiedt de moeder. Welnu, Mevrouw heeft toegestemd ons dit huisje te verkoopen.
- Is het mogelijk, zegt Hein.
- En raad eens voor welke som?
- Vrouwken, zie, ik moet u eerst eenen kus geven. De som doet er weinig toe, als we 't huisje maar hebben. Bij mijne laatste onderhandeling was ik gansch ontmoedigd. Ik bood Mevrouw, drie duizend vijf honderd franken; doch, alhoewel ze me zeer vriendelijk ontving, verklaarde zij het aan geenen prijs te willen afstaan. Ik heb het u slechts verzwegen om u niet te bedroeven.
- Welnu man, de kaarten zijn veranderd; het huisje is aan ons voor de som van twee duizend franken.
- Maar Trees, vergist gij u niet?
- In het geheel niet!
- Kom Trees, geef mij de sleutels, ik loop om den
| |
| |
koop te betalen.
- Maar, man-lief, zegt Trees, om Godswil, wees wat verstandig. Dat gaat immers zoo niet!
Wellicht trotsch over hare praktische notarieele kennis, voegt zij er heel ernstig en vertrouwelijk bij, als had zij reeds meermalen onroerende goederen gekocht:
- Hein jongen, zulke gewichtige zaken moeten door tusschenkomst van eenen notaris geschieden!
- Als het zoo is, antwoordt Hein, dat maakt een verschil. Wat is het toch schoon geleerd te zijn!
- Donderdag aanstaande zal de notaris om tien ure bij Mevrouw zijn en kan de koop gesloten worden, voegt zij er op deftigen toon bij.
- 'T is gelijk, ik zal toch geruster zijn, als ik mijn geld kwijt ben en de zaak afgedaan is.
Trees stelt haren man aangaande den koop nogmaals gerust; daarna wordt het overige van den dag, ter eere van Jefken, als een echte feestdag gevierd.
|
|