Neen, kindje, rust maar voort! Hij, die zorgt voor de vogeltjes in het veld, voor den kruipenden worm in den schoot der aarde, zal ook u tot vader verstrekken.
De liefdadigheid, die deugd bij uitstekendheid, zal voortaan in uwe behoeften, in uwe noodwendigheden voorzien. Zijn de voedende borsten uwer moeder voor u eene uitgedroogde bron, eene andere bron, die der liefdadigheid welt nog frisch en overvloedig voor u!
Het knaapje, door de onbekende gebaard, is gezond en kloek, en zoo mollig als een pas geboren knaapje maar zijn kan. Ondertusschen wordt er gedacht om het kindje het doopsel toe te dienen; maar wie zal zijn peter zijn?
Zuster Ursula, die de buurt tamelijk wel kent, stelt voor Hein Claessens te nemen. Dit voorstel wordt aangenomen.
Hein Claessens is een eenvoudig dagwerker, die zijn dagelijksch brood, bij Jan en alleman, met zuren arbeid wint. Waar hij eens werkt, wordt hij meer gevraagd, want hij is naarstig, oppassend en eerlijk. Ook kan hij moeielijk al zijne klanten ten dienste staan, want iedere dag der week is wel tweemaal besproken. Overal moet hij om uitstel vragen om ieder op zijne beurt, zooveel mogelijk, te voldoen.
Sinds twee jaren is hij gehuwd; hij was toen zes-en-twintig jaren oud. Zijne vrouw, wat zuinigheid, naarstigheid en eerlijkheid betreft, het evenbeeld haars mans, telde twee-en-twintig lenten.
De beste verstandhouding heerscht steeds in dat huisgezin en geen enkel stroef of ongepast woord is, sinds hun huwelijk, den hemel van vreugde en genoegen, waarin de echtelingen zich verheugen, een enkel oogenblik komen benevelen.
Vrouw Claessens is strijkster van beroep en mangelt voor hare klanten. Al haar werk verricht zij binnen hare woning, die slechts een dertigtal meters van het ‘Caté de la Biloque’ verwijderd is.